maandag 20 mei 2013

37. Vliegveld Urbe aan de Via Salaria (p. 41-42)


De vliegvelden van Fiumicino en Ciampino hebben niets poëtisch over zich, het zijn verdeelcentra van massa’s mensen, locaties voor het laden en lossen van goederen: de stewardessen tiktakken nerveus terwijl ze hun koffers achter zich aan slepen, zakenmannen lopen langzaam, half slapend, om verloren slaap in te halen, in de bars gebruikt men zijn ellebogen voor een rubberachtig broodje, men slaat een vluchtige blik op het bord dat de gate en de vertrektijd aangeeft en dan wacht men terwijl men door een krant bladert, zonder ook maar een half woord te wisselen met zijn buurman. Om de zoveel tijd begint een man in pak en stropdas te schreeuwen in een draadje dat voor zijn mond hangt, of buigt iemand zijn hoofd een beetje om een zanger of een politicus te zien passeren met een air van iemand die moet reizen en die zich niet meer het waarheen of het waarom kan herinneren. Boven is de oneindige lucht, de in war geraakte wolken, hartkloppingen, misschien zelfs de dood, maar het vliegveld is als een lobby van een luxueus hotel: mensen die afwezig gaan en komen, vitrines vol parfums en kasjmier, efficiëntie en droefgeestigheid.

Men moet ergens anders heen om de emotie van de aarde te voelen die zich krakend opricht naar het azuurblauw, waarbij men tegelijkertijd hoop en angsten achter zich laat. Het minivliegveldje Urbe ligt aan de Via Salaria, net voor de chaos van de stad. De gebouwen bij de ingang zijn ongelooflijk afgebladderd en tussen de verwaarloosde hangars lopen zwerfhonden en schurftige katten. Achter het metalen hek staan de vliegtuigen, zo klein en vreemd dat ze op oude vergeten stukken speelgoed lijken. Maar toch heeft deze plek de charme van een grenspost, het nodigt ons uit om de zwaarte van problemen te vergeten – dat kan als je een kaartje koopt – en boven de stad te vliegen. Precies naast de startbaan ligt een barrestaurant met een mooie tuin, waar we koffie kunnen drinken, kunnen luisteren naar de verhalen van piloten en kunnen wachten op iemand die de lucht trotseert. Wie geluk heeft kan een van die rammelkasten piepend zien vertrekken om de hemel te bestormen: het bestaat uit weinig meer dan een stoel met vleugels en een schroef die lijkt te zijn aangedreven door een elastiekje. Hoe zal het lukken om te vertrekken en de wind de baas te worden? Hoeveel moed is daarvoor nodig? En toch maakt die piepende metalen mus zich los van de grond, stijgt op, gaat: en bij ons die op de grond achterblijven, klopt het hart vol spanning en jaloezie.
 
Marco Lodoli 2005.
 
Nog niet gevonden (nou ja, die andere twee vliegvelden natuurlijk wel).
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten