maandag 17 november 2014

53. Santa Maria della Pace (p. 58-59)

Zwervend langs de televisiekanalen gebeurt het nogal eens dat je stuit op nepwaarzegsters; gewoonlijk zijn het gezette oudere dames, beladen met ringen en oorbellen, soms in vreemde mantels, die de toekomst peilen door te sjoemelen met een vettig stok tarotkaarten. De mensen bellen en stellen hoopvol hun vragen, ze willen weten hoe het examen van hun zoon zal gaan en het huwelijk van een vriendin, en altijd geven zij geruststellende antwoorden, die Sibillen (bij gebrek aan een beter woord dan...)

Totaal anders stellen we ons de echte Sibillen voor, half-goddelijke wezens en sprookjesachtige en bezeten maagden, door wie de mystieke stem van het Lot zich liet horen. Hun woorden waren dubbelzinnig, en dikwijls werd de waarheid te laat duidelijk, wanneer de gebeurtenissen al als dakpannen tegen het hoofd waren geknald van diegene die had geluisterd zonder te begrijpen.

Als wij Romeinen de mooiste Sibillen allertijden willen zien, laten we de belachelijke televisiewaarzegsters achter en gaan we naar de Santa Maria della Pace, bewonderen we haastig de barokke gevel die ontworpen werd door Pietro da Cortona - tientallen jaren zwart als kolen en nu wit als merengue -, bezoeken we de magnifieke kloostergang van Bramante, en geven we ons vervolgens over aan het door Rafaël geschilderde fresco. Het bevindt zich rechts boven, als je net de kerk betreden hebt, en het is pas gerestaureerd: eerst waren de Sibillen dreigende schaduwen, bruin geworden geesten, en nu schitteren ze eindelijk weer in hun originele kleuren. Het zijn er vier: de Sibille van Cumae, van Perzië, van Frygië en van Tibur, dichtbij en in afzondering, en ze hebben een perfecte en vluchtige gratie van meiden die weten hoe het leven is omdat ze het bekijken vanuit de hoogte, van ver, zonder het leven zelf te kunnen beroeren. Ieder van ons heeft ooit een vriendin gehad, een melancholisch wezen dat aan niets meedeed en alles wist, een vriendin die voor iedereen ondoorgrondelijke gedichten schreef. De vier Sibillen schreven hun woorden op rollen papier op en op hun schouders zitten wezens die hen dicteren: kleine engeltjes, onschuldige zielen, pesterige kinderen die de waarheid aan de meiden fluisteren en glimlachen om onze waardeloze toekomst. Wij staan daar beneden, in die frisse kerk, om onze vragen te stellen - en zij zitten daarboven, om te spreken - of niet. Maar hun schoonheid is zodanig, dat die voor vandaag als antwoord voldoet.


Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2013.




donderdag 13 november 2014

52. Popart (p. 57-58)

De popart probeerde producten van massaconsumptie te isoleren door ze uit hun dagelijkse context te halen - de stellingen uit de supermarkt, stripboeken, reclameborden - en ze als nieuwe iconen of als bizarre totems aan de verbaasde blikken van de mensen te presenteren. Het Campbell-soepblikje van Andy Warhol of de vignetten van Liechtenstein zijn het symbool geworden van een kunst die zich niet wilde ophijsen naar het verhevene, die zich noch wilde storten in de duisternis, maar die tevreden was om op het geëmailleerde oppervlak van een wereld te bewegen, die bestaat uit goederen en onbewustheden. Ook Rome had zijn seizoen van pop artists, Schifano, Tano Festa, Angeli, die een poging deden om dit idee, dat uit de Verenigde Staten kwam, aan onze realiteit aan te passen. Er kwamen werken uit voort die veel of weinig in de smaak vielen (bij mij bijvoorbeeld weinig), maar die nu een vaste plek hebben gekregen in musea en encyclopedieën. 

Niettemin stond het grootste en meest onbedoelde monument van de Italiaanse popart aan de Raccordo Anulare, en elke keer als ik het zag gaf het me een goed humeur. Veel Romeinen herinneren zich ongetwijfeld de gigantische fles vruchtensap, misschien gemaakt van perziken of van abrikozen, de fles die zich op een onwaarschijnlijke manier oprichtte langs de snelweg. Ik meen dat het daar was neergezet om reclame te maken voor een bekend merk, en toch was het ook een obelisk van een nieuwe maatschappij, de onze, die buiten alle proporties voortdendert en consumeert. En het was ook een aardig spelletje, dat de kinderen ontzettend leuk vonden: "Wat is het?" vroegen ze ongelovig en daarbij lieten ze hun fantasie de vrije loop: de ene keer was het het tussendoortje van Polyfemos geweest, een andere keer was het de mama van alle flesjes vruchtensap en ondertussen reed de auto verder en werd de grote fles een legende.

Meedogenloos veranderen de tijden en veranderen de producten en nu staat op de plek van die vrolijk gekleurde megafles een enorm parallellepipedum, een grote kopie van dozen waarin een rietje is gestoken om mierzoet spul uit te drinken.. Klopt, het is ook een maf ding, maar het verbaast ons niet meer, de kinderen kijken ernaar en zeggen niets, de auto's rijden eraan voorbij en niemand glimlacht meer. Kortom: geef ons de grote fles terug, we willen weer echte popart. 

Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2013.