Vanuit Rome vertelde Giacomo Leopardi in een brief aan zijn
broer Carlo over zijn teleurstelling over het intellectuele en mondaine milieu
dat hij daar had gevonden. Maar de straat die omhoog leidt naar het graf van
Tasso op de Janiculum beviel hem wel: ‘Die is helemaal omzoomd met huizen die
gebruikt worden als werkplaatsen en laat het kabaal horen van weefgetouwen en
van andere werktuigen van dien aard en van het gezang van vrouwen en arbeiders
die druk bezig zijn met hun werk. In een luie, losbandige en chaotische stad,
zoals hoofdsteden zijn, is juist de aanblik van een samengeraapt bestaan, dat
geordend is en werk vindt in nuttige beroepen plezierig.”
Als Giacomo nog hier was en opnieuw die indrukken zou willen
beproeven, zou ik hem vandaag de dag meenemen naar Mandrione. De naam, zoals
die van de aangrenzende straten (L’Acqua Bullicante, Torpignatara, La
Maranella) roept een zware naoorlogse tijd op, de ellende en het primitieve
bestaan van de jongeren van de straat waarover Pasolini vertelt. En van die
loop der jaren zijn daadwerkelijk nu nog sporen zichtbaar, zoals de resten van
de uitzichtloze kamertjes gebouwd onder de heel krappe bogen van het Romeinse aquaduct.
Daar beneden wisselen rechthoekige raampjes, afbrokkelende pleisterkalk en
stroken behangpapier elkaar af: het leed van een verschrikkelijk verleden en tegelijkertijd
de veerkracht van wie tegen elke prijs voor zichzelf een schuilplaatsje wilde creëren
om de ellende te verdragen.
En misschien heeft zich hier juist dankzij die harde les
tussen de stenen van het aquaduct en het gefluit van het spoor een oud maar
modern wijkje ontwikkeld, een lange karavaan aan werkplaatsen en kleine
bedrijfjes. Stoffeerders, smeden, timmermannen, banketbakkers, mecaniciens,
tegelzetters, slagers en glaszetters hebben in Mandrione hun weg gevonden, een
rustige plek waar ze vredig kunnen werken. In de hoven voor de loodsen komen en
gaan vrachtwagens en busjes, maar er klinkt nooit dat gekmakende lawaai dat de
stad kwelt. En bij deze ambachtslieden hebben zich langzaamaan jonge grafici,
architecten en fotografen gevoegd, die de vervallen gebouwen hebben verbouwd
tot moderne studio’s. “De gezichtsuitdrukkingen en de manieren van de mensen
die men gedurende dat leven ontmoet – zo schreef Leopardi – hebben iets – ik weet
niet wat – dat eenvoudiger en menselijker is, en dragen kleding en karakters
van mensen van wie het leven gebaseerd is op het ware en niet op onoprechtheid.”
Marco Lodoli 2005.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten