zaterdag 4 mei 2013

30. Mandrione (p. 33-34)


Vanuit Rome vertelde Giacomo Leopardi in een brief aan zijn broer Carlo over zijn teleurstelling over het intellectuele en mondaine milieu dat hij daar had gevonden. Maar de straat die omhoog leidt naar het graf van Tasso op de Janiculum beviel hem wel: ‘Die is helemaal omzoomd met huizen die gebruikt worden als werkplaatsen en laat het kabaal horen van weefgetouwen en van andere werktuigen van dien aard en van het gezang van vrouwen en arbeiders die druk bezig zijn met hun werk. In een luie, losbandige en chaotische stad, zoals hoofdsteden zijn, is juist de aanblik van een samengeraapt bestaan, dat geordend is en werk vindt in nuttige beroepen plezierig.”

Als Giacomo nog hier was en opnieuw die indrukken zou willen beproeven, zou ik hem vandaag de dag meenemen naar Mandrione. De naam, zoals die van de aangrenzende straten (L’Acqua Bullicante, Torpignatara, La Maranella) roept een zware naoorlogse tijd op, de ellende en het primitieve bestaan van de jongeren van de straat waarover Pasolini vertelt. En van die loop der jaren zijn daadwerkelijk nu nog sporen zichtbaar, zoals de resten van de uitzichtloze kamertjes gebouwd onder de heel krappe bogen van het Romeinse aquaduct. Daar beneden wisselen rechthoekige raampjes, afbrokkelende pleisterkalk en stroken behangpapier elkaar af: het leed van een verschrikkelijk verleden en tegelijkertijd de veerkracht van wie tegen elke prijs voor zichzelf een schuilplaatsje wilde creëren om de ellende te verdragen.

En misschien heeft zich hier juist dankzij die harde les tussen de stenen van het aquaduct en het gefluit van het spoor een oud maar modern wijkje ontwikkeld, een lange karavaan aan werkplaatsen en kleine bedrijfjes. Stoffeerders, smeden, timmermannen, banketbakkers, mecaniciens, tegelzetters, slagers en glaszetters hebben in Mandrione hun weg gevonden, een rustige plek waar ze vredig kunnen werken. In de hoven voor de loodsen komen en gaan vrachtwagens en busjes, maar er klinkt nooit dat gekmakende lawaai dat de stad kwelt. En bij deze ambachtslieden hebben zich langzaamaan jonge grafici, architecten en fotografen gevoegd, die de vervallen gebouwen hebben verbouwd tot moderne studio’s. “De gezichtsuitdrukkingen en de manieren van de mensen die men gedurende dat leven ontmoet – zo schreef Leopardi – hebben iets – ik weet niet wat – dat eenvoudiger en menselijker is, en dragen kleding en karakters van mensen van wie het leven gebaseerd is op het ware en niet op onoprechtheid.”
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in augustus 2015.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten