zondag 12 mei 2013

35. Het portret van Beatrice Cenci (p. 39-40)


“In 1823 had ik het geluk om Italië te bezoeken, en stond ik versteld van het geweldige portret van Beatrice Cenci dat te zien is in Rome, in het Palazzo Barberini.” Zo schreef Stendhal in een van zijn meer emotionele Chroniques Italiennes, helemaal gewijd aan de tragedie van de familie Cenci. Francesco Censi “dacht alleen aan andere mensen om zijn eigen superioriteit over hen te versterken, om hen te gebruiken voor zijn eigen plannen of wanneer hij hen haatte;” hij was een bruut die ervan hield “de hemel te tergen” en zijn kinderen te mishandelen: hij stierf in zijn slaap, met een spijker in zijn oog geplant door twee huurmoordenaars die ertoe waren aangezet door zijn dochter Beatrice en zijn vrouw Lucrezia. In het begin leek de mise-en-scène, ingestudeerd door Beatrice en Lucrezia, steekhoudend te zijn: het lichaam van de grote man uit het raam gevallen, zijn hoofd verbrijzeld, de misdaad verborgen. Maar toen fluisterde iemand wat, de verdenking veranderde langzaamaan in zekerheid. En zo bekrachtigde Clemens VII, na lang te hebben getwijfeld, onzeker of hij hen moest vergeven, zoals het volk vroeg, of onbuigzaam moest optreden, zoals enkele kardinalen suggereerden, het doodvonnis voor de twee vrouwen en voor Giacomo, de broer van Beatrice. Giacomo werd geslagen en gemarteld, dat wil zeggen op zijn hoofd geslagen door mokers, gefolterd met hete tangen en gevierendeeld. De twee vrouwen werden naar het plein bij de Ponte Sant’ Angelo gebracht, waar het schavot was gebouwd. Heel Rome stond te kijken en te huilen terwijl de bijl het wonderschone hoofdje van Beatrice van haar bovenlichaam sloeg. Het lot van de Cenci’s  werd verteld door Shelley, Guerrazzi, Dumas, tot aan Artaud, maar de meest zuivere hommage blijft het portret van Beatrice dat ook nu nog te zien is in Palazzo Barberini. Het is helemaal niet zeker dat zij het echt is, ook niet dat de schilder Guido Reni is, maar wij hopen het wel, en we hopen ook dat het door een engel van de muur waar een brandblusser zou kunnen hangen wordt gehaald om een wand te vinden die het meer recht doet. “Haar gezicht is mild en knap – schreef Stendhal – haar blik heel teder en haar ogen heel groot: ze hebben de verbaasde gelaatsuitdrukking van iemand die verrast is op het moment waarop hij warme tranen huilde.” Beatrice draait zich om en groet ons met de blik van een vrouw die niet meer weet wat ze met haar schoonheid moet: ik laat het na aan jullie, lijkt ze te zeggen, want ik ga sterven.

Marco Lodoli 2005.
Gevonden in augustus 2015.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten