Zoveel meren kleuren de kaart van onze regio met hun blauwe
kringen. Sommige, zoals die van Bracciano en van Bolsena, worden omgeven door
de meest groene bossen en rijtjeshuizen waar de stadsmensen ontspanning zoeken;
andere, zoals het meer van Nemi, worden mysterieus ingebed in diepe afgronden.
Weer andere, bijvoorbeeld het meer van Vico, behouden een wat woest karakter,
alsof het water lang heeft gestreden voordat ze zich voor altijd tussen deze
oevers liet insluiten. Niettemin geven alle meren ons een vredige weemoedigheid
terug, alsof we in hen ons onvermogen om uit onszelf te treden gereflecteerd
zien, het onvermogen om ons te veranderen in een vrolijke bergstroom die naar
de oneindige zee, die alles opneemt, racet.
We kijken naar het meer van Castelgandolfo en daarna die van
Nemi, die al millennia naast elkaar liggen maar elkaar nooit ontmoeten, en bedenken
dat het leven een beetje zo is, we staan allemaal dichtbij elkaar zonder dat
het ons lukt om van elkaar te houden of om elkaar op zijn minst te begrijpen.
Ook de gracieuze meertjes binnen Rome laten ons langs hun
oevers lopen met handen in de zakken en het hoofd verloren in eenzame
reflecties. We laveren over de ronde wateren van de Villa Ada of de Villa
Borghese en we lijken om onszelf te draaien, en ons stapje voor stapje een
beetje beter te leren kennen, ons te accepteren voor datgene wat we zijn, meren
die dromen over de oceaan. En zo op een van deze ochtenden, als we wat tijd
over hebben, betreden we het Palazzo della Cancelleria aan de Corso Vittorio
Emanuele. Het is een belangrijk paleis, het was de zetel van de rechtelijke
macht van de kerk en in 1849 werd er de Romeinse Republiek uitgeroepen: het
heeft een heel mooie binnenplaats die misschien van de hand van Bramante is en
een salon met fresco’s van Vasari uit de eerste helft van de 16e
eeuw. Maar die vormen niet de redenen van ons bezoek. Ons doel is het
piepkleine meertje dat diep in het paleis gevangen zit. Misschien is ‘meer’ wel
een te groot woord voor die plas, ingesloten in een ruimte, voor dit armzalige
water verstopt in het donker: het zal niets weten van de zee of van de hemel,
maar voor een moment zal het iets over ons weten, omdat we ons spiegelen in
zijn eeuwige eenzaamheid.
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten