maandag 20 mei 2013

36. De boom op Piazza Lancellotti (p. 40-41)


Het eiland dat ons vandaag een beetje rust zal geven ligt teruggetrokken als een schateiland, ver van de kolkende lucht van de touringcars en de massa’s toeristen, en toch ligt het op een steenworp afstand, net voorbij je ooghoek. Soms werpen verdwaalde leden van een op drift geraakte groep hier een gespannen blik, zoekend naar iets om te fotograferen, maar vinden ze geen fonteinen of monumenten, geen barokke gevel, geen vleugel van een engel, geen gedenkwaardig perspectief, niets. En zo gaat men weer weg, haastig zoals men is gekomen, om terug te keren naar die vloedstroom.

Schoonheid is niet altijd iets spectaculairs, soms bestaat ze alleen uit een onzeker gevoel van weemoed, dat ritselt. Soms groeit schoonheid in ons als een zucht naar iets onbestemds, als een onduidelijk verzoek, en vervolgens vinden we het buiten, en lijkt het hetzelfde verzoek realiteit te zijn. Eerst was het een gevoel en nu is het een boom, het was onzichtbaar en nu staat het hier recht voor ons, de bladeren stil in de stille zomerlucht, vastgepind tussen de aarde en de lucht. De schitterende olijfboom die groeide in het midden van Piazza Lancellotti weet niets van zijn broers die op de heuvels bij Siena of op de vlakte van Salento groen zijn, het heeft niets gehoord over de grote platanen die elkaar gezelschap houden langs de Lungotevere, op een paar meter van zijn gevangenis. Misschien denkt hij wel dat hij de enige boom op de wereld is, een halfmonster, een uitzondering. Naast hem staat een muur aan auto’s die op die renaissanceparkeerplaats neergezet zijn: de bumpers slaan tegen zijn stronk, de wielen hebben het travertijn, dat zijn ene vierkante meter beschermt, kapotgeslagen. En meteen achter de auto’s rijzen de vier muren op van die benauwende bak: een zijde van Palazzo Lancellotti, een bouwvallig kerkje, de gevel van een appartementencomplex dat gerestaureerd wordt, een rijtje simpele lage huizen. Voor de laagste ramen zitten ijzeren tralies,  de grond heeft een onregelmatige bestrating. En de olijfboom staat daar, in het centrum van zijn gevangenis, nobel en alleen, als een gedetineerde die geen enkel contact mag hebben met de buitenwereld. Als de graaf van Monte-Christo of Napoleon op Sint-Helena roept ze een gevoel van grootsheid en ellende op en lijkt hij ook aan ons te vragen: alstublieft, laat me van hier ontsnappen, of geef me ten minste wat te drinken.
 
Marco Lodoli 2005.


Gevonden in 2013.

 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten