Schoonheid is niet altijd iets spectaculairs, soms bestaat
ze alleen uit een onzeker gevoel van weemoed, dat ritselt. Soms groeit schoonheid
in ons als een zucht naar iets onbestemds, als een onduidelijk verzoek, en
vervolgens vinden we het buiten, en lijkt het hetzelfde verzoek realiteit te zijn.
Eerst was het een gevoel en nu is het een boom, het was onzichtbaar en nu staat
het hier recht voor ons, de bladeren stil in de stille zomerlucht, vastgepind
tussen de aarde en de lucht. De schitterende
olijfboom die groeide in het midden van Piazza Lancellotti weet niets van zijn
broers die op de heuvels bij Siena of op de vlakte van Salento groen zijn, het
heeft niets gehoord over de grote platanen die elkaar gezelschap houden langs
de Lungotevere, op een paar meter van zijn gevangenis. Misschien denkt hij wel
dat hij de enige boom op de wereld is, een halfmonster, een uitzondering. Naast
hem staat een muur aan auto’s die op die renaissanceparkeerplaats neergezet
zijn: de bumpers slaan tegen zijn stronk, de wielen hebben het travertijn, dat
zijn ene vierkante meter beschermt, kapotgeslagen. En meteen achter de auto’s
rijzen de vier muren op van die benauwende bak: een zijde van Palazzo Lancellotti,
een bouwvallig kerkje, de gevel van een appartementencomplex dat gerestaureerd
wordt, een rijtje simpele lage huizen. Voor de laagste ramen zitten ijzeren
tralies, de grond heeft een
onregelmatige bestrating. En de olijfboom staat daar, in het centrum van zijn
gevangenis, nobel en alleen, als een gedetineerde die geen enkel contact mag
hebben met de buitenwereld. Als de graaf van Monte-Christo of Napoleon op Sint-Helena
roept ze een gevoel van grootsheid en ellende op en lijkt hij ook aan ons te
vragen: alstublieft, laat me van hier ontsnappen, of geef me ten minste wat te
drinken.
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2013.
Gevonden in 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten