zondag 3 maart 2013

15. De rozen bij Ponte Lanciani (p. 17-18)


In de branding biedt een eiland hardnekkig weerstand tegen de onverzoenbare stroom van de tijd. Het is een eiland in scherven, in duizend bloeiende rotsen verspreid over de stad, op de talloze plekken waar een ongeluk de levensloop van iemand heeft beëindigd. Ieder van ons passeert elke dag terloops deze straataltaren. Het duurt een ogenblik – we wenden onze blik om een naam op te vangen, een datum, een zin – en het verkeer voert ons weer verder. En elke keer betrappen we ons erop dat we denken aan hoe op een enkel moment het bestaan van een persoon teniet is gedaan, van iemand die een kilometer eerder, honderd meter eerder, bezig was met projecten zonder eind, die droomde over de zomer en de vakantie, die wat meer gas gaf om op tijd te komen op zijn werk, op een romantisch afspraakje, om op tijd thuis te zijn, en die niet kon bedenken dat de dood over honderd meter stond te wachten. De eerste dagen na de tragedie wordt deze vervloekte plek overspoeld door bloemen en hartverscheurende afscheidsgroeten die worden achtergelaten door vrienden, en is er iemand die op de vangrail een teddybeer legt, een sjaal van de favoriete voetbalclub, de tekst van een liedje. Het lijkt erop dat deze offergaven nooit zullen ophouden, dat die straathoek het eeuwige eindpunt zal zijn voor deze pelgrimages van liefde, dat deze privécultus alle personen die getroffen zijn door hetzelfde verdriet zal samenbrengen. Maar al gauw verdrogen de bloemen, vernietigen de zon en de regen de knuffels, en blijft er alleen een klein fotootje over, een wat verbogen kruisje, een naam en een datum waarvan een voor een de letters en cijfers beginnen missen. En dan denkt men dus dat die jongen die is overleden op zijn motor is vergeten want life goes on. Maar zo gaat het niet altijd.

Bij Ponte Lanciani eindigde het leven van Lamberto; ik was erbij die ochtend toen zijn auto door de reling naar beneden stortte, het zal zo’n tien jaar geleden zijn. Ik ken zijn naam omdat ik die elke keer dat ik daarlangs kom, lees en ik weet hoe zijn gezicht eruit zag omdat de foto met hem in zijn feestkledij standhoudt naast de woorden van een vrouw: “Je hebt me verlaten op een regenachtige dag, de zon zal nooit meer terugkeren. Haast je om me op te halen.” Het zijn dingen die men zegt wanneer het verdriet ondraaglijk lijkt, maar we weten natuurlijk wel dat het leven verder kruipt, zoals het lawaaierige verkeer op straat. Maar toch, vandaag zag ik op die steen opnieuw een bos kleine rozen.
 
Marco Lodoli 2005.
 
Nog niet gevonden.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten