zondag 10 maart 2013

19. Een zonnevlekje in de Santa Maria degli Angeli (p. 22-23)


Het eiland dat we vandaag gaan zoeken, is een zonnevlekje op een vloer: het lijkt niets voor te stellen, maar het gaat echter om een wonderbaarlijke ontmoeting tussen de menselijke intelligentie en de beweging van de sterren, tussen de zeer beperkte tijd van onze opwachting op aarde en die immense, die het hemelgewelf draagt. In de kerk van de Santa Maria degli Angeli, op Piazza della Repubblica, is een van de grootste zonnewijzers van de wereld, waarschijnlijk de mooiste. De eerste van deze enorme astronomische instrumenten werd gebouwd door Ulugh Bey, kleinzoon van Timoer Lenk, in de Aya Sofia in Constantinopel. Het zijn sprookjesachtige namen, die onze fantasie dragen naar een tijd waarin de sterren het bestaan van de mensen bepaalden en de tijd niet stevig met een horlogebandje vastgesnoerd zat, maar het kortstondige leven in leven zonder eind smeet.
Deze Romeinse zonnewijzer werd uitgevoerd door Francesco Bianchini uit Verona, een beroemde astronoom, en ook botanicus, theoloog, filosoof en wiskundige, en werd ingewijd in 1702 door paus Clemens XI. Om de werking volledig te begrijpen, om te weten hoe laat het is, zou men jaren en jaren moeten hebben doorgebracht in de bibliotheek van meerdere kloosters: wij modernen, zonder dat we het nog begrijpen, zijn al tevreden met de verbazing die voortkomt uit de afgelegde weg van het zonlicht dat, getemd door het gat van een hoog pauselijk schild, zich al eeuwen werpt op het marmer van de vloer, nauwkeurig als een laser. De lijn van het middaguur is een richel van koper met een lengte van 44 meter en wordt links en rechts omgeven door schitterende mozaïeken die de twaalf tekens van de dierenriem voorstellen, dankzij welke dit gigantische uurwerk ook vertelt in welke periode van het jaar we zitten.
Het wekt verbazing te weten dat dit zeer ingewikkelde mechanisme het doel had om zonder fouten de datum van Pasen vast te stellen, dat volgens het concilie van Nicea moest vallen “op de zondag die volgt op de eerstvolgende volle maan na de lentenachtevening”. Vandaag de dag verkruimelen we de tijd in elektronische tienden en honderdsten van een seconde: het is de tijd van de angst, fijn zand van momenten die wanhopig tussen de vingers door glippen. We zeggen altijd dat het 15 uur 21 minuten en 7 seconden is: maar het is maar een punt gescheiden van het ritme van alle dingen, een plopje van een druppel kalmeringsmiddel.


Marco Lodoli 2005.


Gevonden in 2009.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten