maandag 11 februari 2013

10. Navicella al Celio (p.12-13)

Eeuwenlang ligt er een stenen bootje aangemeerd voor het eilandje van deze zondag: het is een beroemd bootje, Navicella al Celio genaamd, dat als bij besmetting ook de bijnaam heeft gegeven aan de kerk die erop uitkijkt. In werkelijkheid heet die kerk Santa Maria in Domnica en werd gerestaureerd in 1513 door kardinaal Giovanni de’ Medici, die later paus werd onder de naam Leo X.

Als je net binnen bent en je ogen opricht, vind je geen hemel vol met engelachtige evenwichtskunstenaars, barokke wolken, gedurfde fragmenten in blauw en goud, zo’n verbluffend spektakel dat in zoveel Romeinse kerken werd bereid om de twijfelaars te overtuigen om geloof te hebben in het wonder van de Schepping, in God die alles vol medelijden wikt en weegt. Er verschijnt voor je ogen een plafond van blank hout dat doet denken aan een timmermanswerkplaats aan huis of aan de tafels en houtsnippers van een oude vestiging van houtleverancier Borzelli. Maar daarna merk je pas wat voor bijzondere afbeeldingen zijn gesneden in het hout, net zo eenvoudig als ze ondoorgrondelijk zijn, elk geïsoleerd in een lijstje, alsof een overdadig spel tarotkaarten aan het plafond is gelijmd. Het zijn daarom eerder visualiseringen van de Latijnse benamingen voor de Heilige Maagd die worden gereciteerd in de litanieën die een rozenkransgebed besluiten: Turris Eburnea, Refugium Peccatorum, Stella Matutina en andere namen, allemaal over de muren geschreven, om hardop te lezen omdat ze zo mooi zijn.

Maar de De’ Medicifamilie werd sterk beïnvloed door de neoplatonische en pythagoreïsche stromingen, en daarom lijkt het dat vele van die droge symbolen – kleine bomen, fonteinen, tempels en torens – ook verwijzen naar de inherente soevereiniteit van archetypen, aan die primaire en verontrustende visioenen die we zo vaak in dromen voortbrengen. Boven alle andere domineert een afbeelding van een boot die een groot huis vervoert en vaart in een woeste zee, waaruit vervaarlijke monsters opdoemen. Waarschijnlijk refereert het aan het wonderbaarlijke transport van het huis van de Maagd uit Loreto, maar kijkend van beneden kan men het niet laten niet te denken aan onze menselijke reis, aan onze onzekere wijze om in het leven te staan. We menen op vaste grond te staan, beschermd door stevige muren, door geruststellende gewoontes, en we bevinden ons te midden van golven, voortdurend omgeven door zee en ver van elke haven. Maar toch vliegt er boven dat houten huis een duif, een witte van de hoop.
 
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2009.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten