zaterdag 6 juli 2013

46. Via dei Ruderi di Casa Calda (p. 50-51)


Op welke plek in Rome zou vanavond het goddelijke kindje geboren kunnen worden? Welke vochtige grot of eenzaam bankje of ellendige garage door zijn verschijning kunnen worden gezegend? Boven welke ijskoude hoek van de stad zou die kometenster kunnen schijnen om de blikken en de voetstappen van eenvoudige mensen te leiden?

Ik beeld me in dat Jozef en Maria, na zoveel te hebben gereisd op zoek naar beschutting, zich net voor middernacht zullen bevinden aan de voet van de helling bij de Via dei Ruderi di Casa Calda, bij Torre Maura. Die naam zal misschien hun laatste hoop aanwakkeren, de illusie van een huis en van een aangename warmte zal hen tot aan de verbreding op de heuvel aansporen, tussen onsamenhangende resten van een antieke toren en fantastische silhouetten van twee boerderijen van weleer. Misschien moeten ze om een hoekje vechten met één van de zwervers die hierboven komen om te drinken en zichzelf wat aan te doen, misschien moeten ze in het duister van de hemel hun kamertje ontdoen van kapotte flessen en karkassen van scooters.

Het zal geen gemakkelijke nacht worden, enkele uren zullen alleen kou en angst gezelschap bieden aan het jonge paar en hun pasgeboren kind. Duizend angstspoken, kruipend tot die winderige bergtop, tot die breekbare tederheid, zullen hun rust bedreigen. Maar de dageraad brengt als geschenk een onverwacht landschap, perfect, zoals geen simpele ziel zou kunnen verzinnen. Jozef zal met zijn pasgeboren zoon opstaan om de benen te strekken, in z’n mond een gedoofde peuk, rond het kind een oude wollen sjaal: en hij zal glimlachen van verbazing als hij aan de voet van de heuvels, daar in het midden van de metropolis, beploegde akkers, wijngaarden, boomgaarden, en nog verder weg de bogen van een Romeins aquaduct en witte kuddes tegen de achtergrond van flats aan de randen van de stad zal zien, terwijl op straat de eerste auto’s zich rokend in de kou zullen haasten. Op het terrein ernaast zal Jozef een enorme wilde vijgenboom zien, gegroeid tegen een grote kuip die bedoeld is voor irrigatie, een wonderbaarlijke boom zonder gelijken, die hem zal doen denken aan Palestina en aan het leven dat dapper ontspruit en waar dan ook vecht voor zijn bestaan. Hij zal richting de hut herders en klaplopers zien klimmen, boeren en zwervers, opgesteld als kleine beeldjes in die heel mooie kerststal.
 
Marco Lodoli 2005.


Gevonden in 2013.

 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten