zondag 28 april 2013

25. Piazza Pino Pascali (p. 28-29)

Rome is rijk aan pleinen die eeuwen aan cultuur en schoonheid in zich verenigen, en we voelen de dichtheid van die illustere geschiedenis als we eroverheen lopen, en we proberen respectvol onze stappen in overeenstemming te brengen met die veelheid aan harmonie, of die op zijn minst niet te verstoren. Maar in onze stad zijn andere pleinen, open als wonden waar het onmogelijk is om stilletjes weg te glippen, omdat je hart te hard klopt tegen de verbijstering en je blik vertroebeld raakt.

Piazzale Pino Pascali is het Piazza Navona van de verdoemenis. Het is een immense rechthoekige vlakte tussen de Via Collatina en de Via Prenestina, een plek die het stratenboekje niet eens opneemt, weggezakt onder een heuvel waar, tussen lompe flatgebouwen, de straten, genoemd naar de meest vooraanstaande Italiaanse schilders zich vervlechten: Morandi, Carrà, De Chirico. Aan een zijde van het grote plein liggen de verwrongen metaalplaten van de autosloperijen door elkaar, waartussen roedels wilde zwerfhonden rondzwerven; aan de andere kant groeperen zich de woonwagens van de zigeuners, en daarvoor vormen hun vrouwen bij de enige gemeentelijke watertap een rij om hun jerrycans te vullen en spelen de kinderen op blote voeten. Verderop, richting Via Severini, bieden de Nigeriaanse hoeren zich aan met hun rug naar je toe, alsof hun exotische gezichten van geen enkel belang zijn, maar alleen hun billen, die allemaal even rond zijn. Richting het viaduct, steunend tegen de muur, staan blanke prostituees, uit Rusland of Albanië, maar ook zeer verlopen Italiaanse vrouwen, wachtend op geld voor een dosis heroïne. Soms stopt er in de winter op het veld tussen het vuilnis een klein circus dat de naam draagt van de meest onfortuinlijke van de neven Orfei of Togni. Eventjes staat er ook een dwerg met een oud paard in de rij voor het fonteintje. En op deze gewonde menselijkheid, op gemillimeterde knulletjes die wegschieten op hun scooters, op de ouderen die langzaam schuifelen in de middagzon, drukt het fatale gevaarte van het nieuwe slachthuis, een stil concentratiekamp, waaruit alleen maar op bepaalde winderige avonden de geur van bloed ontsnapt. “Zij zijn allen schepsels van het leven | en van de pijn. | Hier in gezelschap van armzalige mensen voel ik |mijn gedachten zich het meest zuiveren | daar, waar de straat het schamelst is”: zo schreef Saba over zijn oude stad, versregels die ook hier, in onze nieuwe stad, waar lijken.
 
Marco Lodoli 2005.
 
Gevonden in 2013.

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten