Piazzale Pino Pascali is het Piazza Navona van de
verdoemenis. Het is een immense rechthoekige vlakte tussen de Via Collatina en
de Via Prenestina, een plek die het stratenboekje niet eens opneemt, weggezakt
onder een heuvel waar, tussen lompe flatgebouwen, de straten, genoemd naar de
meest vooraanstaande Italiaanse schilders zich vervlechten: Morandi, Carrà, De
Chirico. Aan een zijde van het grote plein liggen de verwrongen metaalplaten
van de autosloperijen door elkaar, waartussen roedels wilde zwerfhonden rondzwerven;
aan de andere kant groeperen zich de woonwagens van de zigeuners, en daarvoor
vormen hun vrouwen bij de enige gemeentelijke watertap een rij om hun jerrycans
te vullen en spelen de kinderen op blote voeten. Verderop, richting Via
Severini, bieden de Nigeriaanse hoeren zich aan met hun rug naar je toe, alsof
hun exotische gezichten van geen enkel belang zijn, maar alleen hun billen, die
allemaal even rond zijn. Richting het viaduct, steunend tegen de muur, staan
blanke prostituees, uit Rusland of Albanië, maar ook zeer verlopen Italiaanse
vrouwen, wachtend op geld voor een dosis heroïne. Soms stopt er in de winter op
het veld tussen het vuilnis een klein circus dat de naam draagt van de meest onfortuinlijke
van de neven Orfei of Togni. Eventjes staat er ook een dwerg met een oud paard
in de rij voor het fonteintje. En op deze gewonde menselijkheid, op gemillimeterde
knulletjes die wegschieten op hun scooters, op de ouderen die langzaam
schuifelen in de middagzon, drukt het fatale gevaarte van het nieuwe slachthuis,
een stil concentratiekamp, waaruit alleen maar op bepaalde winderige avonden de
geur van bloed ontsnapt. “Zij zijn allen schepsels van het leven | en van de
pijn. | Hier in gezelschap van armzalige mensen voel ik |mijn gedachten zich het
meest zuiveren | daar, waar de straat het schamelst is”: zo schreef Saba over
zijn oude stad, versregels die ook hier, in onze nieuwe stad, waar lijken.
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten