maandag 21 januari 2013

1. San Girolamo della Carità (p.3-4)


Een zijweggetje nemen, dat is wat we graag doen: het plein vol chaos ontvluchten en zomaar een steegje inslaan, een blik werpen in een hofje, snuffelen tussen de stenen van de stad, terwijl we op zoek zijn naar een verborgen eilandje.
Vandaag is het zondag, en veel mensen slenteren heen en weer tussen Campo de’ Fiori en Piazza Farnese, dicht bij elkaar gelegen plekken die de dubbele ziel van de stad tonen: de stad is volks en aristocratisch, minachtend en plechtstatig, lawaaierig en terughoudend. De tafeltjes van de café’s zijn volgepakt met mensen die de ochtendkranten doorbladeren en achteloos het laatste nieuws en de laatste warmte van november in zich opnemen. Maar misschien wil iemand nog wel even een schaduwrijke zijweg nemen, al was het maar voor tien minuten. Zo zou diegene gemakkelijk de San Girolamo della Carità kunnen vinden, een kerk aan het begin van de Via Monserrato en ontdekken wat het minst bekende werk is van Francesco Borromini. Alle Romeinen kennen uiteraard het gewaagde lijnenspel van de kleine San Carlo en de Santa Agnese, ten minste één keer hebben ze hun verbaasde blik opgericht naar de klokkentoren van de Sant’Andrea delle Fratte en naar het spiraalvormige toefje van de Sant’Ivo alla Sapienza: maar de eerste kapel rechts in de San Girolamo is niet minder opwindend. Voor de overledenen van de familie Spada bedacht Borromini een textielwinkeltje vol onverslijtbare stoffen: een onuitputtelijk stalenboek van polychrome marmersoorten die doen denken aan een hiernamaals dat beheerd wordt door een vrolijke tapijtenverkoper, aan een hemel vol zijden doeken en kleden met voorjaarskleuren die gewichtloos neerhangen vol tierelantijntjes. Vanuit dit standpunt bezien is de dood geen benauwende poort om biddend en sidderend door te gaan, maar een gordijn, licht en kleurrijk, waarachter we een blik kunnen werpen op het nieuwe leven dat ons te wachten staat. En voor de kapel staat de meest bizarre balustrade die men ooit heeft gezien: geen strenge zuiltjes, geen koud vlak waarop men de ellebogen laat steunen terwijl men vergiffenis vraagt voor die duizend zonden, maar twee vriendelijke engelen – duidelijk de twee bedreven winkelbediendes – die tussen hen in een stukje van een delicate marmeren stof met rode strepen tentoonspreiden, een draperie die doet denken aan een weelderig lint als finishlijn van een gelukzalig leven. Als God ons de maat neemt met dit meetlint, lopen we in de hemel of in de hel in ieder geval elegant rond.
Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2011.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten