zondag 12 maart 2017

70. Sant' Eustachio (p. 76-77)

Wandelend door Rome doe je er goed aan om af en toe een blik omhoog te werpen, zoals men in het azuurblauw van een meertje een hoopvol hengeltje uitwerpt: je kunt dan een mooi marmeren engeltje hoog op een daklijst vangen, of een gedurfd uiteinde van een koepel, of gewoon het sympathieke gezicht van een mevrouw die bij het raam staat. Een groet en weg, want deze bijzondere vorm van vissen kan nieuwe verrassingen opleveren. Na het drinken van de beroemdste koffie van de stad in de bar aan piazza Sant' Eustachio, vliegt het dobbertje van onze blik bijvoorbeeld omhoog om tot onze verbazing te blijven hangen in het gewei van een enorme hertenkop die de kerk tegenover de bar domineert. Wat doet die grote kop van dat beest bovenop een barokke gevel? En waarom heeft het midden in zijn gewei een kruis? Misschien vormt het een symbool van de symbiose van het Christendom en een heidens geloof, van de rechte en goddelijke orde van het kruis en de vertakte en bosachtige wanorde van het gewei?
Achter dat beeld zit het verhaal van Eustachius, commandant in het leger van Trajanus. Op een dag, toen hij tussen de bomen wandelde, verscheen er een groot hert voor hem, precies zoals voor Robert de Niro in die beroemde film. Eustachius was ook een geoefend jager, en daarom spande hij zijn boog om het beest te doden, maar plotseling verscheen er in het gewei van het hert een lichtgevend kruis: er klonk geen verheven stem om hem te bekeren tot God, er was geen cherubijn of een heilige, maar een eenvoudig dier, een zachtaardig wezen uit het bos. Eustachius begreep de boodschap en werd christen, en met hem ook zijn vrouw en twee kinderen. De legende vertelt dat hij in ballingschap werd gestuurd en daarna, na een paar jaar, werd teruggeroepen om te vechten in een oorlog. Hij gedroeg zich moedig, maar hij wilde niet knielen voor de leugenachtige goden van de Romeinse staat. Hierom werden hij en zijn familieleden als maaltje voor de wilde dieren gegooid: maar de tijgers en leeuwen raakten hen niet aan, sterker nog, ze gingen als liefdevolle Romeinse katten voor hen zitten. Dus gooide de woedende keizer Eustachius in een gloeiend hete bronzen stier. Het belangrijkste altaarstuk in de kerk, een werk van Nicola Salvi, beschrijft de scène van zijn martelaarsdood. Er was een namaakbeest nodig om Eustachius te doden, omdat de echte dieren zijn vrienden waren. Het zijn altijd onze vrienden, de dieren.


Marco Lodoli 2005.

Gevonden in


Geen opmerkingen:

Een reactie posten