zondag 7 juli 2013

48. Sint Paulus binnen de Muren (p. 52-53)


In de Via Nazionale staat een kerk waarvan wij, opgeslokt door het verkeer, altijd slechts een glimp opvangen: de Sint Paulus binnen de Muren. De gevel uit de 19e eeuw, bruin geworden door de uitlaatgassen van de auto’s, herhaalt bepaalde motieven van de Toscaanse Gotiek en lijkt niet veel bijzonders te beloven.

We houden halt en gaan naar binnen, er wachten ons een mooie verrassing en een schandaal, afbeeldingen die onze ogen met tranen zullen vullen en wat bedaarde manieren van denken zullen wegnemen.

Achter het altaar, in de grote ruimte van de apsis, bevinden zich de meest bijzondere mozaïeken van de school van de prerafaëlieten, van de hand van Edward Burne-Jones. Vandaag, om pure schoonheid aan te duiden gebruiken we nog het kinderachtige, bijna ontzielde adjectief prerafaëlitisch. Deze kunststroming was in Engeland ongeveer halverwege de 19e eeuw opgekomen en wilde zich verzetten tegen de ruwheid van de geïndustrialiseerde samenleving, in een poging om een antieke schilderkunst, nog voorafgaand aan de renaissance, in ere te herstellen, een stroming die in staat was om de spirituele Middeleeuwse waarden te bewaren. De meest beroemde vertegenwoordigers van deze stroming waren Dante Gabriele Rossetti, schilder en vertaler van stilnovo-dichters, Everett Millais en jazeker, Burne-Jones. Natuurlijk hangen hun doeken in galeries in Londen en Manchester, en in talloze musea in Noord-Europa. Maar in Rome laten we het ons, ten minste voor zover het kunst betreft, aan niets ontbreken, en zo hebben we ook van de prerafaëlieten ons mooie meesterwerk. Het is een wonderbaarlijke compositie waarmee de fundamentele symbolen van het Christendom zijn weergegeven: daarboven is de Verlosser, zijn armen uitgestrekt voor de Boom der Kennis, tussen Adam en Eva en hun eerste zoon; wat meer naar beneden zijn engelen en aartsengelen van verschillende grootte en waarde; nog verder eronder is de Hemelse Stad en vijf groepen figuren: asceten, nederige vrouwen vol geloof, de kerkvaders, heiligen en krijgsmannen, waartussen de profielen van Abraham Lincoln en Garibaldi onverwacht opvallen. Te midden van dit alles, voor het zegenen en om eenheid te geven aan deze heilige heksenketel, is daar een weergave van God met de wereld in zijn hand. Hoe langer we het bekijken, hoe meer we ons verbazen en beetje bij beetje worden onze gedachten merkwaardigerwijs opgeschud; want die God, gelooft u mij, is een vrouw.
 
Marco Lodoli 2005.
 
Gevonden in 2013.


 

zaterdag 6 juli 2013

47. Het lelijke beeld van Leo X (p. 52)


Laten we over de 122 treden van de Ara Coeli naar boven klauteren, tot aan de top van de heuvel. De klim beneemt ons de adem en ontlokt ons een enkele vloek, omdat we ons met al dat overgewicht van te zware mensen kastijden: maar het is gelukt, het is gelukt! Voorovergebogen komen we op adem en we gaan de kerk binnen. Rechts is een kapel die op schitterende wijze is voorzien van fresco’s van Pinturicchio; aan de linkerkant de kerststal met de kopie van het beroemde Kindeke versierd met juwelen dat een paar jaar geleden achterover werd gedrukt: we werpen er toch maar een blik op, we prijzen het hartstochtelijk, maar dan schieten we recht op ons doel af, naar de linkerhoek bij het altaar.

Daar, gehuld in de schaduw, wacht ons het grootste en meest belachelijke obesitasmonument dat ooit is gemaakt, een beeld dat nogal wat eeuwen vooruitloopt op de zeer grappige vetzakken van Botero. Dit is een beeldhouwwerk uit 1520, een werk van een zekere Domenico Aimo, en het stelt paus Leo X voor. Heeft ergernis of onkunde de beitel van de kunstenaar doen bewegen? Hoe is het mogelijk dat in de tijd waarin hij regeerde, tegengesteld aan het schoonheidsideaal en het idee van harmonie, in het Rome van Rafaël en Bramante, de paus zich liet vereeuwigen als een onsterfelijke dikzak, een weegschaalwanhopige, een vat lichaamsvet in marmer? Leo X was, behalve nepotistisch, konkelaar en handelaar in aflaten, ook een oprecht beschermer van schoonheid, hij kende en hielp de besten onder de kunstenaars en schrijvers: waarom keurde hij het dan goed om te worden afgebeeld als een onbedwingbare en dikhuidige lobbes? Een antwoord is er niet, maar dit lelijke beeld roept bij ons een glimlach op en helpt ons eraan te denken, ondanks de richtlijnen van gezondheidsfreaks, hoe aangenaam het is om ons af en toe te onttrekken aan de onverdraaglijke lichtzinnigheid van het bestaan, te vluchten in een trattoria en zonder berouw achteraf extra kilo’s op onze taille toe te voegen.
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2011.





46. Via dei Ruderi di Casa Calda (p. 50-51)


Op welke plek in Rome zou vanavond het goddelijke kindje geboren kunnen worden? Welke vochtige grot of eenzaam bankje of ellendige garage door zijn verschijning kunnen worden gezegend? Boven welke ijskoude hoek van de stad zou die kometenster kunnen schijnen om de blikken en de voetstappen van eenvoudige mensen te leiden?

Ik beeld me in dat Jozef en Maria, na zoveel te hebben gereisd op zoek naar beschutting, zich net voor middernacht zullen bevinden aan de voet van de helling bij de Via dei Ruderi di Casa Calda, bij Torre Maura. Die naam zal misschien hun laatste hoop aanwakkeren, de illusie van een huis en van een aangename warmte zal hen tot aan de verbreding op de heuvel aansporen, tussen onsamenhangende resten van een antieke toren en fantastische silhouetten van twee boerderijen van weleer. Misschien moeten ze om een hoekje vechten met één van de zwervers die hierboven komen om te drinken en zichzelf wat aan te doen, misschien moeten ze in het duister van de hemel hun kamertje ontdoen van kapotte flessen en karkassen van scooters.

Het zal geen gemakkelijke nacht worden, enkele uren zullen alleen kou en angst gezelschap bieden aan het jonge paar en hun pasgeboren kind. Duizend angstspoken, kruipend tot die winderige bergtop, tot die breekbare tederheid, zullen hun rust bedreigen. Maar de dageraad brengt als geschenk een onverwacht landschap, perfect, zoals geen simpele ziel zou kunnen verzinnen. Jozef zal met zijn pasgeboren zoon opstaan om de benen te strekken, in z’n mond een gedoofde peuk, rond het kind een oude wollen sjaal: en hij zal glimlachen van verbazing als hij aan de voet van de heuvels, daar in het midden van de metropolis, beploegde akkers, wijngaarden, boomgaarden, en nog verder weg de bogen van een Romeins aquaduct en witte kuddes tegen de achtergrond van flats aan de randen van de stad zal zien, terwijl op straat de eerste auto’s zich rokend in de kou zullen haasten. Op het terrein ernaast zal Jozef een enorme wilde vijgenboom zien, gegroeid tegen een grote kuip die bedoeld is voor irrigatie, een wonderbaarlijke boom zonder gelijken, die hem zal doen denken aan Palestina en aan het leven dat dapper ontspruit en waar dan ook vecht voor zijn bestaan. Hij zal richting de hut herders en klaplopers zien klimmen, boeren en zwervers, opgesteld als kleine beeldjes in die heel mooie kerststal.
 
Marco Lodoli 2005.


Gevonden in 2013.

 
 

donderdag 4 juli 2013

45. De Autogrill (p. 49-50)


Een van de tempels van de huidige tijdgeest – een plaats overal identiek, vaderland zonder vlag, meelijwekkend niemandsland – is de Autogrill. Kinderen die de ruimtes, overladen met knuffels en chocoladerepen, ballen en snoepkettingen, adoreren, stropen de gangen af op jacht naar mini-shopping-orgasmes” zoals Andrea Zanzotto ze noemt. Maar de Autogrill valt ook in de smaak bij volwassenen, die een minuut lang de spanning van de reis achter zich laten en beschutting vinden tegen die gemetalliseerde desks waar niemand je herkent en niemand je vragen stelt.

In de Autogrill hoeven we nergens rekening mee te houden, de caissière vindt nooit dat we ouder zijn geworden of dat we nerveus zijn, voor even zijn we alleen mensen die zich hebben losgemaakt van de verkeersstroom om naar adem te happen. We kopen de krant en misschien ook een lootje, want we weten dat men daar miljardairslotjes verkoopt en dat we nooit zullen worden herkend.

Ook Rome bezit nu zijn goede oude Autogrills, en heeft ze als rivierhavens gerangschikt aan de Grande Raccordo, onze Ganges. Die ene waar ik elke ochtend stop, heet Casilina Interna en is bijzonder gelijk aan alle andere. Voor de toog wisselen honderden mensen elkaar af, ieder vraagt naar zijn eigen koffie, slaan hem achterover en verdwijnen weer. Evengoed is het interessant om in die vluchtige momenten te ontdekken in welke mate elk individu kind is van zijn verlangens, van zijn meest persoonlijke neigingen. Een caffé lungo, vraagt de heer rechts; beetje melk erbij, vraagt een ander; in een glas, met schuim, verlangt de derde. Het is een catalogus vol verschillen: een caffé corretto met anijslikeur of sambuca, met koude of kokende melk, in een grote mok, heel erg sterk, een dubbele, een tripel, met gerst, met melk apart, met veel suiker, zonder suiker, met een zoetje; en verder zijn er oneindig veel varianten op cappuccino en cafféllatte, als een heel breekbaar maar onschendbaar evenwicht om te verdedigen, op het gevaar van ruzies en afwijzingen af. In wezen ontdekt men op de bodem van elk kopje ene persoonlijkheid, een leven dat beweert niet verward of gelijkmatig te zijn. Om 7 uur ’s ochtends ontdekken we in elke anonieme Autogrill van de wereld in hoeverre we allemaal gelijk zijn, en in hoeverre we onverzettelijk verschillend zijn.
 
Marco Lodoli 2005.
 
Gevonden in 2013.


 


44. De Obelisk van het Licht (p. 48-49)


Piazza dei Cinquecento is een open plek waar iedereen langskomt en verder gaat: mensen rennen met hun koffer in de hand naar het station, of ze zijn net aangekomen en snellen weg in een bus of taxi, en het leven deelt zich op in alle richtingen. In die chaos is er geen tijd om te blijven staan om rond te kijken. Sinds een jaar heeft zich echter, op de stoep midden op het plein, de Obelisk van Licht vastgepind, een nogal hoge zuil van aluminium en doorzichtig plastic die, gericht naar de hemel, uitloopt in een punt. Ook zij die net de trein hebben gemist kunnen niet eventjes een blik werpen op dat puntige stuk speelgoed dat zich vult met wisselende kleuren en dat doet denken aan een raket, ready for take-off. Wat is het, waar dient het voor, wat zijn die nummers die op zijn zijpanelen verschijnen?

Om er iets van te begrijpen moeten we dichterbij komen en de zinnen die op de basis zijn gegraveerd lezen. “Bestaat er een mogelijkheid dat de mens zich kan bevrijden van het noodlot van de oorlog? Het beantwoorden van deze vraag is een kwestie van leven en dood geworden voor de samenleving zoals wij die kennen”: het zijn woorden die komen uit een brief die Einstein aan Freud schreef in ’32, en daarnaast staat een gedachte van Johannes Paulus II over vrede en andere ideeën van dezelfde aard. Nadat we het lang bestudeerd hebben, vermoeden we dat de Obelisk van Licht de taak heeft om aan de stad “het afnemende aantal megatonners, die nog actief zijn op basis van de verwachtingspatronen genoemd in de internationale akkoorden, Start I en Start II” aan te geven. Nu zijn het nog 13726 atoombommen die ons bedreigen, maar het aantal zou moeten dalen.

Onverschillig over het lot van de mensheid lopen uitgemergelde jongemannen rond de obelisk die steeds maar vragen: “Hedde gij unnen euro voor ‘n broodje?” Maar eentje die qua aanblik er wat minder slecht aan toe is, zegt me: “Dees is ‘t monument veur ‘t onbekende gif, ziede gij nie da da ‘n injectiespuit is? Kèk, dees is ons monument.” Het is waar, het lijkt precies op een enorme spuit die vol zit met verdovende middelen! “O, ziede gij da cijfer hier? Da bennen wij, elke ochtend spat d’r inne uit elkaar en die wissen hun dan oit, da motte geleuve, en gif me nou unnen euro, want mergen wissen hun mèn misschien ôk oit.”'
 
Marco Lodoli 2005.
 
Inmiddels ontmanteld.