dinsdag 29 januari 2013

5. Een ontmoeting (p. 7-8)


Hoe moeilijk is het geworden om je vrienden te ontmoeten! De stad lijkt wel een slagveld, waar niet doorheen te komen is, een blokkade van trillend blik-op-wielen  en van een slecht humeur dat uitnodigt om daar te blijven waar men is, in z’n eigen wijk, in z’n eigen blok, op z’n eigen plekje.
Als je vertrekt voor een afspraak, dan kom je per definitie veel te laat, compleet gaar gestoofd door de stroom van auto’s waarvan je een punthoofd krijgt, en je hebt zelfs al spijt van dat spontane idee om die vage vriend die je al zolang niet meer gezien had te ontmoeten in een bar. En zo gaat de tijd voorbij en misschien ligt de schuld daarvan niet bij die kluwen van blik en smog die ons verstikt, maar verhindert het leven zelf ons om in alle rust wat te kletsen over koetjes en kalfjes met een dierbaar persoon: ieder van ons heeft duizend dingen te doen, en de afspraak wordt uitgesteld, opgeschoven naar de volgende week of een maand later of het komende jaar – het komt wel weer wanneer we een beetje tijd hebben om aan onszelf te besteden. Het eindigt ermee dat we elkaar definitief uit het oog verliezen of toevallig een keer ontmoeten, op straat in het centrum of bij een feest, in verlegenheid gebracht dat we niet in staat waren om een ontmoeting echt te willen. Het zijn ontmoetingen die een voorbode zijn van de definitieve scheiding.
Daarom is het eiland van vandaag gewijd aan de Onfeilbare Afspraak, in de bocht waar al duizenden jaren – onvermijdelijk en liefdevol – de Aniene en de Tiber een paar worden. Het is een mooi en verborgen plekje, perfect voor een heimelijke ontmoeting. Je hoeft alleen maar de Ponte Milvio achter je te laten, de Viale di Tor di Quinto te volgen tot aan het viaduct van het Olympisch Stadion en meteen daarna een straatje rechts in te schieten. Je moet voorbij een veld met nomaden en tien sportvelden om bij de tennisclub Le Mirage uit te komen. We betreden discreet het terrein en rukken op naar het restaurant dat uitzicht biedt op de rivier: de zoektocht eindigt niet hier, want we gaan nog een glazen deur door en over een verzorgd grasveldje en dan moeten we over een houten reling leunen. Daarvandaan zien we de twee rivieren eendrachtig hun water mengen, vandaag zoals altijd, seconde na seconde, gezwollen of half opgedroogd, misschien troebel en schuimbekkend zoals wij, maar meer dan wij trouw aan het respecteren van een verplichting. En met uitzicht op deze ontmoeting drinken we een kop koffie, misschien wel in gezelschap van een oude vriend, zoekend naar woorden.
Marco Lodoli 2005.

Nog niet gevonden.

maandag 28 januari 2013

4. Signor Albero (p. 6-7)


Hoeveel moeite kost het mensen om een muur te bouwen, een huis, en meer indrukwekkende, immense bouwwerken. Al maanden, bijna jaren, zie ik de vijf krachtige hijskranen die de bouwvakkers helpen bij het bouwen van het complex van het nieuwe Auditorium, op de plek waar eens de transseksuelen hun charmes verkochten. Het lijkt wel een werk dat nooit zal afkomen, een eeuwige werf vol stof en kruiwagens, een gaan en komen van vrachtwagens en bouwmaterialen, en het is moeilijk voor te stellen dat op een dag deze wanorde een harmonieus samenspel wordt van koepels en zalen waar violen sublieme muziek zullen laten klinken. Gezien vanaf de hellingen van het viaduct van Corso Francia lijken de bouwvakkers mieren in de greep van een opdracht die angstaanjagend veel groter is dan zij; en toch zal het ze lukken, want het is de kern van de menselijke wil om buitensporige uitdagingen aan te gaan en te overwinnen.

Maar het eiland van vandaag is niet het Auditorium, waar al zoveel over gezegd is. Het is een andere nobele en ontzaglijke inspanning, een ander wonder. Wie het viaduct opgaat, komende vanuit Viale Tiziano en van daarboven de bouwwoede van de werf bekijkt, is er zich misschien nooit van bewust geweest dat er iets groeit langs de kant van de weg, bijna over de vangrail heen. Vaak verbazen we ons over een plukje gras dat is opgekomen in een barst in het asfalt, en we vragen ons af waar het de kracht vandaan heeft gehaald om de confrontatie aan te gaan met dit onmogelijke bestaan, hoeveel onbezonnen levenslust het plukje heeft aangespoord om te dingen naar een beetje lucht en wat regendruppels. Maar op deze bocht van het viaduct heb ik dag na dag een boom zich zien verheffen, een Meneer Boom. Onder zich heeft hij alleen een klomp van het hardste beton, rondom zijn dappere takken walmen de uitlaatgassen van de auto’s en klinkt het lawaai van het verkeer: geen enkele van de onverzoenlijke natuurwetten zou het hem normaal gesproken mogelijk maken het te redden, en toch wordt hij steeds groter en steeds mooier, en de vogels landen tussen zijn bladeren. Elke keer dat men hier voorbij rijdt zou men zijn hoed moeten afnemen voor dit vrolijke wonder, zijn respect tonen. Ik weet niet eens om wat voor soort boom het gaat, het is puur plantaardige dapperheid, het teken van een noodzakelijkheid die niet denkt aan de moeite die het kost. Vanuit zijn hoge positie beschermt deze boom met zijn natuurlijke waardigheid de werkplaats van de mensen.
Marco Lodoli 2005.

Nog niet gevonden (en ook niet zeker of het deze is)


zondag 27 januari 2013

3. Rubens - Chiesa Nuova (p.5-6)


In Rome storten de barokke kerken zich op je pupillen: hemelen die overlopen van de cherubijnen en heiligen, uitspansels afgeladen met figuren die zich vastgrijpen aan wolken, er zijn massa’s afbeeldingen bedacht om te verbazen en om te vertellen dat het leven een wonderbaarlijk theater is waar alles zich in evenwicht houdt door een ondoorgrondelijke goddelijke wil. Er valt niets te begrijpen, je hoeft alleen met je mond open te blijven staan bij de raadselachtige pracht van de schepping. Maar wij, kinderen van moderniteit en ontnuchtering, laten ons moeilijk verbazen, we kijken naar die hemelen met het lepe oog van iemand die meent dat hij alles kent en elk spel kan ontdoen van zijn aanzien.
Er is een Romeins eilandje dat een eeuwigdurend wonder in zich houdt: het is een kwestie van naar de kerk gaan, die in de stad vanaf haar bouw altijd de Chiesa Nuova wordt genoemd, aan de Corso Vittorio Emanuele, maar waarvan de echte naam Santa Maria in Vallicella is. Het plein ervoor is onlangs nog heringericht, tussen het gewoonlijke ambtelijke geruzie door, maar daar schenken wij deze keer geen aandacht aan: wij gaan recht op ons doel af en betreden het zeventiendeeeuwse halfduister van het middenschip. Aan het einde, achter het hoofdaltaar, verschijnt een groot doek van Pieter Paul Rubens. Waarschijnlijk is het niet het belangrijkste werk van de Vlaamse schilder, die ook in Rome wel werken heeft gemaakt van groter belang, tenminste bezien vanuit kunsthistorisch oogpunt. Maar voor ons, wij die op zoek zijn naar een verlorengewaande bron van verwondering, is deze schildering duizelingwekkend. Het grote schilderij bevat een kleiner schilderij: een madonna met kind, van een gouden lijst voorzien en in de lucht gehouden door een zwerm engeltjes. Andere engelen bewonderen van onder af het opstijgen van dit wonderbaarlijke icoon. Maar hier eindigt het nog niet: elke ochtend op hetzelfde tijdstip wordt dit icoon omhooggehaald, zoals een raampje van een adventkalender en daarachter verschijnt een nog oudere madonna met kind, een heilige afbeelding waaromheen de hele kerk is gebouwd. Een schilderij met daarin een schilderij met daarin een schilderij. Het is als een begin van een opsomming die tot het oneindige doorgaat; een bewonderenswaardig stuk steen brengt ketsend op het water van eeuwen het mysterie van het moederschap bij ons, minuscule modderpoelen, klettert in onze verbaasde blikken en gaat verder.


Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2012.



zaterdag 26 januari 2013

2. Een kleurrijk binnenhofje (p. 4-5)

Af en toe probeer ik een eilandje in de grote zee van de stad te herkennen: het kan daarbij gaan om schilderijen of bomen, boeken of hoekjes in de schaduw, beelden of fonteintjes, plekken die zich als het ware verborgen houden om niet uitgewist te worden, plekken die zijn als die beeldschone katten die we in elkaar gedoken onder het spatbord van een geparkeerde auto ontdekken en die ons bestuderen met aangespannen spieren en ogen vol angst, omdat ze zoveel soortgenoten overreden hebben zien worden door de kracht van de auto’s. Als we om ze te aaien bruusk dichterbij komen, dan trekken ze zich terug en laten ze zich niet meer zien. Maar eigenlijk zit de waarde van de dingen vooral in onze manier waarop we ze bekijken: elke kat kan net zo zeldzaam en waardevol zijn als een Bengaalse tijger en ook een ogenschijnlijk zeer banale plek mag een foto en een lijstje verdienen, net zoals een Azteekse tempel of een strand ergens ver weg.
Ik dacht aan dit alles terwijl ik in m’n auto zat op de helling van de Via Olina, bij Torre Maura. Ik had een uurtje pauze en niets te doen, behalve dan proberen te begrijpen wat daar voor mijn ogen lag: een afgelegen open plaats met huizen die zonder pretenties waren gebouwd, met bakstenen zichtbaar door afgebladderd stuc en doorgezakte daken in een kwetsbaar evenwicht. Op de eerste verdieping was een Chinese vrouw zorgvuldig haar ramen aan het lappen, terwijl op het platje in de wasmachine de bonte was rondwentelde. In het binnenhofje van cement waren kleine kinderen aan het spelen, blank, zwart, geel en ook zij zaten elkaar achterna en buitelden over elkaar heen als die bonte was in de wasmachine. Er kwamen drie jonge Nigeriaanse meiden voorbij met gebogen hoofden: in hun plastic zakken hadden ze de strakke kleren bij zich die ze later zouden dragen, op de wegen waar ze heengingen om te tippelen. Op een zijmuur was geschreven: “Samen met jouw was dit een jaar vol onvergetelijke liefde”, precies zo geschreven, met de w. Ik voelde opeens een hemels Ritme, net niet volmaakt, op de voet gevolgd door een zigeuner die hardop zat te lachen: in deze harmonie zat op een motorkap een half kale kat, die wel het merkteken van die auto, van dat leven leek. En ondertussen was de Chinese nog steeds bezig met ramen lappen, bezig ze steeds helderder te maken, en ze leek me te willen zeggen: doe jij eens hetzelfde, reinig toch je blik.

 
Marco Lodoli 2005.


Gevonden in 2013, incl. bonte was aan de waslijn!
 

maandag 21 januari 2013

1. San Girolamo della Carità (p.3-4)


Een zijweggetje nemen, dat is wat we graag doen: het plein vol chaos ontvluchten en zomaar een steegje inslaan, een blik werpen in een hofje, snuffelen tussen de stenen van de stad, terwijl we op zoek zijn naar een verborgen eilandje.
Vandaag is het zondag, en veel mensen slenteren heen en weer tussen Campo de’ Fiori en Piazza Farnese, dicht bij elkaar gelegen plekken die de dubbele ziel van de stad tonen: de stad is volks en aristocratisch, minachtend en plechtstatig, lawaaierig en terughoudend. De tafeltjes van de café’s zijn volgepakt met mensen die de ochtendkranten doorbladeren en achteloos het laatste nieuws en de laatste warmte van november in zich opnemen. Maar misschien wil iemand nog wel even een schaduwrijke zijweg nemen, al was het maar voor tien minuten. Zo zou diegene gemakkelijk de San Girolamo della Carità kunnen vinden, een kerk aan het begin van de Via Monserrato en ontdekken wat het minst bekende werk is van Francesco Borromini. Alle Romeinen kennen uiteraard het gewaagde lijnenspel van de kleine San Carlo en de Santa Agnese, ten minste één keer hebben ze hun verbaasde blik opgericht naar de klokkentoren van de Sant’Andrea delle Fratte en naar het spiraalvormige toefje van de Sant’Ivo alla Sapienza: maar de eerste kapel rechts in de San Girolamo is niet minder opwindend. Voor de overledenen van de familie Spada bedacht Borromini een textielwinkeltje vol onverslijtbare stoffen: een onuitputtelijk stalenboek van polychrome marmersoorten die doen denken aan een hiernamaals dat beheerd wordt door een vrolijke tapijtenverkoper, aan een hemel vol zijden doeken en kleden met voorjaarskleuren die gewichtloos neerhangen vol tierelantijntjes. Vanuit dit standpunt bezien is de dood geen benauwende poort om biddend en sidderend door te gaan, maar een gordijn, licht en kleurrijk, waarachter we een blik kunnen werpen op het nieuwe leven dat ons te wachten staat. En voor de kapel staat de meest bizarre balustrade die men ooit heeft gezien: geen strenge zuiltjes, geen koud vlak waarop men de ellebogen laat steunen terwijl men vergiffenis vraagt voor die duizend zonden, maar twee vriendelijke engelen – duidelijk de twee bedreven winkelbediendes – die tussen hen in een stukje van een delicate marmeren stof met rode strepen tentoonspreiden, een draperie die doet denken aan een weelderig lint als finishlijn van een gelukzalig leven. Als God ons de maat neemt met dit meetlint, lopen we in de hemel of in de hel in ieder geval elegant rond.
Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2011.

Inleiding: Isole. Guida Vagabonda di Roma

Ciao vagabondo!


Welkom! Welkom op dit beginpunt van je zwerversbestaan door Rome aan de hand van vertalingen uit mijn favoriete Romeboekje: Isole. Guida Vagabonda di Roma.


Hoe het ooit begon
In 2008 deed ik een cursus Italiaans in Rome, de stad waarop ik al jaren verliefd was - en ben. Tijdens de lessen bemerkte docent Claudio deze liefde, en hij wees me vaderlijk op het boekje 'Isole' van Marco Lodoli (2005), uitgegeven bij Einaudi. De ondertitel van dit boekje luidde 'Guida Vagabonda di Roma', een Gids voor de Vagebond. Een gids om mee rond te dwalen dus. En dwalen door de Eeuwige Stad was nu net wat ik het liefste deed. En misschien doet u dat ook wel graag...


Gids voor de Vagebond
Maar wat is nu een 'Gids voor de Vagebond'?
De omslag van het dunne boekje geeft duidelijkheid:

'Deze vagebondgids heeft als doel te wijzen op Romeinse eilandjes vol schoonheid en poëzie: een plein, een boom, een schilderij, een bar in de periferie, een secundaire weg. Eilandjes die zijn afgesneden van de stad, waardevolle plekjes omgeven door de chaotische oceaan van het jachtige bestaan.
Het Rome van de vagebond, beschreven door Lodoli, vind je in geen enkele andere toeristengids: het is een stad met kleine "eilandjes" die zich even laten zien op een druilerige zondag of een zonnige namiddag, en alleen een open blik kan ze grijpen.
Een plein als een "maatschappelijke roman in de open lucht"; een waardevol schilderij vergeten in een kerkje waar nauwelijks iemand komt; een bar in de nacht, het toneel voor eenzame mensen, voor liefdes, voor levens die elkaar toevallig kruisen; het allerlelijkste standbeeld ter wereld uit de Renaissance, "een delirium van marmer, een figuur zonder verhoudingen, vol krullen, onvergetelijk": het zijn de kleine ontdekkingen die Rome biedt aan wie in staat is details op te merken en die klaar is om "een zijweg te nemen, het plein vol chaos te ontvluchten en zomaar een steegje in te slaan, een blik te werpen in een hofje, te snuffelen tussen de verborgen stenen van de stad op zoek naar een verborgen eilandje."
Lodoli zwerft door de eeuwige stad met de neus in de wind, terwijl hij zich laat betoveren door de kleine wondertjes van de magische stad. Ook dit is 'la dolce vita' en daarom moet je in staat zijn de tijd stil te zetten, je blik op te poetsen en het je zo veel mogelijk te laten smaken.'



Klinkt goed toch?

Sinds ik het Italiaanse boekje voor de eerste keer heb gelezen, ben ik de uitdaging aangegaan om elk eiland op te zoeken en daar de bewuste pagina te lezen. Inmiddels is het boekje dan ook beduimeld en voorzien van ezelsoren om de favoriete plekjes te markeren. Ik heb al veel mooie eilandjes gevonden, maar moet er nog veel meer vinden. Eigenlijk vind ik, dat ook anderen - u, de lezer - in staat moeten worden gesteld om in Rome op zoek te gaan naar deze verstilde isole in de Eeuwige Stad.

En dus, daar zit ik dan, met m'n Dikke Van Dale op schoot en het idee om stukje bij beetje de eilandjes prijs te geven aan Nederlandse vagebonden die ook deze verborgen plekjes willen ontdekken, maar die het boekje niet hebben of het Italiaans niet machtig zijn.


Allora, om het op z'n Romeins te zeggen: 'nnamo!' Laten we gaan!



P.s.: Marco Lodoli is geboren in Rome in 1956. Hij publiceerde al veel boeken (o.a. uitgegeven door Einaudi) en beschreef de Isole voor de Romeinse editie van La Repubblica. Wil je het boekje bestellen, klik dan hier.