donderdag 19 maart 2020

92. De schoolboekenmarkt langs de Lungotevere (p. 99-100)

 "Heeft u een exemplaar van de Codini-Mazzanti-Rossi-Valdramini, deel 3, tweede druk voor de professionele scheikundige, maar dan wel de nieuwe editie, met rode kaft met een foto van een schoonheid in witte was en reageerbuisjes in haar hand, ik bedoel, niet die van 4 jaar geleden met blauwe kaft en atoomwolkpaddenstoel, heeft u die? Zeg me alstublieft dat u die heeft... En de Griekse en Latijnse grammatica van Merghini-Meregoni-Merenda voor het experimentele gymnasium, editie van Sapiens, hoeveel kost die?" Het lijkt wel de achtste cirkel van Dantes hel, vol moeders en studenten, die allemaal met uitgestoken handen hun boekenlijsten aanreiken, informeren, afdingen. We zijn op de Lungotevere tussen Piazza del Fante en Viale Mazzini, daar waar elk jaar rond de eerste dagen van september het eiland van de tweedehands schoolboekenmarkt verschijnt, een schuimend lint dat gedurende een paar maanden opduikt en vervolgens weer in het niets verdwijnt, zoals het eiland Ferdinandea dat in de zee lag voor Campanië en binnenkort verzwolgen wordt door de golven. Een oneindige rij busjes strekt zich uit langs de stoep en in elk busje zijn met enig geweld duizenden boeken gepropt: de lenigste mannetjes hupsen heen en weer tussen de stoep en die vierwielige grotten, ze verzamelen ieders wensen, verdwijnen in het halfduister en keren terug met de buit in hun handen of ze schudden hun hoofd. Als het boek er niet is, stellen ze hun klanten die gespannen staan te wachten in ieder geval gerust: "Ik regel het, maak-u zich nie druk, mevrouw, die Frattazzi-Lupi-Ruberti, daar kannik aankommen, zekerste weten, komm-u morgen of over twee weken maar trug..."
De tijden zijn voorbij dat het altijd dezelfde boeken waren, bijvoorbeeld Sapegno, Lamanna, hergebruikte en vettige exemplaren, met passages die zijn onderstreept door honderd verschillende handen, met pagina's die uit elkaar vallen en die men moest doorvertellen van de ene broer aan de andere, aan een neefje, aan een jongere vriend, in een geruststellende continuïteit. Nu veranderen ze de teksten elk jaar, ze nemen in aantal en diversiteit toe, ze vernieuwen om onduidelijke redenen de grafische uitvoeringen van de kaft, terwijl ze met hun ellebogen vechten om een marktaandeel. En zo wordt de Lungotevere de bibliotheek van het Bijbelse Babel, een plek van koortsachtig ongeduld, waar men moeizaam en voor een zo laag mogelijke prijs een zekere kennis najaagt die op zichzelf steeds vager wordt. In zekere zin is dit stukje straat een symbool van onze tijd, waarin woorden over elkaar heen buitelen en elkaar tegenspreken, een tijd waarin men niets meer begrijpt.


Marco Lodoli, 2005.

Nog niet gevonden.


dinsdag 17 maart 2020

91. De oostelijke ringweg door San Lorenzo (p. 98-99)

Met dynamiet, nitroglycerine of TNT, of met bulldozers of met een stalen kogel misschien: hoe ze het ook zullen doen, ik zweer dat ik een plekje zal zoeken op de eerste rij, nou ja, voor m'n eigen veiligheid op de tweede rij misschien, en zal genieten van het spektakel wanneer dat lelijke viaduct met één klap met de grond gelijk wordt gemaakt. Al jaren discussieert men over het neerhalen van die dikke darm van gewapend beton, die likt aan de ramen van de palazzi van San Lorenzo; krijgszuchtige kreten geschreven in zwarte verf prijzen het idee dat dit gedrocht gedood gaat worden, en ik geloof dat er nu een serieus plan ligt om het te vervangen met een aangenamere en schonere weg. Ik herhaal: ik klap in m'n handen voor de dreun die gerechtigheid zal brengen, ik zal de hand schudden van de man die de hendel naar beneden heeft gedrukt, ik zal proosten met de bewoners van de wijk die eindelijk bevrijd zullen zijn van deze draak, maar... maar toch, en vergeef me mijn egoïsme, ik moet toegeven dat het prachtig is om op bepaalde zomernachten met een vespa over dat viaduct te rijden: ik vraag vergiffenis aan iedereen die elk uur vloekt op het geraas van het verkeer dat hun vensterbanken schampt, aan wie gedoemd is in de slaapkamer de uitlaatgassen in te ademen, maar op een sterrennacht naar boven rijden en dat dan het verkeer bijna verdwenen is, is een geweldige ervaring. Wanneer je de oprit van het viaduct oprijdt aan de kant van Verrano word je bijna de hemel in gelanceerd, zoals de levende kanonskogel die werd bezongen door Di Gregori, en van daarboven lijkt de stad een vallei die doorspekt wordt door lichtjes en oogverblindende schoonheid: in een ogenblik bewonderen we de immense beelden op de top van de Sint-Jan van Lateranen, de vreemde Venetiaans-aandoende kerktoren van San Lorenzo, het hemelse parallellepipedum van ex-Pantanella, de Porta Maggiore, de verre heuvels van de Castelli Romani, en beneden schitteren de rangeerterreinen en de rails die treinen naar Termini loodsen: het lijkt wel een enorme maquette, bedacht door een eenzame jongen die zijn tijd doorbrengt met het beheer van wissels en beveiligde spoorwegovergangen, en met het toevoegen van huisjes die hij bij elke verjaardag cadeau krijgt.
De vlucht duurt slechts een kleine minuut, maar is een ervaring die je blik en hart verruimt. De stad slaapt, we zijn een beetje dronken door dat ene biertje te veel dat we dronken in gezelschap van vrienden, de lucht streelt je ogen en je gedachten worden minder zwaar. De afdaling brengt ons bruusk terug op aarde, terug in de nauwe straten van het leven.

Marco Lodoli 2005.

Nog niet gevonden.



vrijdag 13 maart 2020

90. Het middelpunt van de wereld (p. 97-98)

Hoe ziet het middelpunt van de wereld eruit, waar ligt dat punt, en bovenal, heeft onze wereld eigenlijk wel een centrum? De oude Grieken noemden dat punt omphalos, wat navel betekent, en waren er vast van overtuigd dat het in Delphi lag, in de tempel van de god Apollo; voor Homeros daarentegen was het middelpunt van de wereld het kleine eiland Ogygia; voor de Hebreeërs was het centrum van alles de rots waarop de Ark van het Verbond stond, in de tempel van Jeruzalem; voor de Indiërs is het de boom van Bodh Gaya, waaronder Boeddha verlichting bereikte. De inwoners van Foligno, spirituele mensen, houden al sinds oudsher vol dat het hart van het universum de centraal gepositioneerde triangel op de centraal gepositioneerde biljarttafel in de centraal gelegen bar van hun stadje is. Kortom: elk volk heeft zijn eigen gedetailleerde overtuiging waar precies de as ligt waaromheen de oneindige spaken van het bestaan draaien: in ieder geval ligt voor iedereen dat magische punt altijd dichtbij huis, het is een bekende macht die beschermt en geruststelt. 
Wat dit betreft hadden ook wij Romeinen een bepaald idee, en toch schaamden we ons er bijna voor om het te erkennen, omdat het zo prozaïsch en infantiel was. Wij wisten allen heel goed dat het centrum van de wereld zeker niet het altaar in de Sint-Pieter was, of het keizerlijke Colosseum, en ook niet de obelisk op Piazza del Popolo of het universele water van de Vierstromenfontein op Piazza Navona. Het was van veel minder gewicht, qua uiterlijk stelde het bijna niets voor, en niemand die zich toelegde op kosmologie heeft er erg in gehad dat wij wisten wat de navel van de kosmos was, en zo hielden wij onze mond, maar wij hadden er maar een knipoog voor nodig om elkaar dat punt aan te wijzen. Wij Romeinen zijn er altijd behoorlijk zeker van geweest waar precies die plek lag, waar God de punt van zijn passer had gedrukt om de rest van de wereld uit te tekenen. Kom op, we geven het toe zonder te blozen. Dat middelpunt was dat minuscule platformpje van gewapend beton waarop de smeris stond om het verkeer op Piazza Venezia in goede banen te leiden. De man in uniform, het meest armzalige symbool van elke geheime macht, maakte op dat platform zijn vreemde armgebaren, hij probeerde orde in de chaos te creëren en in ruil daarvoor kreeg hij beledigingen en verwensingen naar zijn kop geslingerd. Maar toch waren we er blij mee te weten dat in de wereld waarin alles beweegt en verandert er een onbeweeglijk, eeuwig punt was. Nu een pneumatische hamer het in stukken heeft gehakt, voelen we ons verloren.

Marco Lodoli, 2005.

Niet (want stukgehakt) gevonden in 2018.


89. Het bruggetje over de Aniene (p. 96-97)

Bruggen bieden je een uitweg uit moeilijkheden, zorgen ervoor dat je met enige intelligentie een hindernis overwint, maar verbinden ook verre werelden, scheppen nieuwe verdragen en vriendschappen: hoeveel symbolische waarde ligt verscholen in elke brug ter wereld, en hoeveel bijzondere bruggen telt onze stad! Soms lopen we een extra blokje om, alleen maar om over onze favoriete brug te kunnen wandelen, want wanneer we de rivier en de wereld van precies die plek kunnen bezien, voelen we ons een beetje beter. De Pietro Nenni-brug is mijn favoriet, de brug waarover de metro rijdt: ik vind het leuk dat de treinen langs me heen ratelen, terwijl ik kijk naar de kalme bootjes op de Tiber. En natuurlijk houd ik van de Ponte Milvio, die goeie oude reus, en de brug bij de Engelenbucht, zo vol vleugels dat hij lijkt te kunnen wegvliegen, en de kromgebogen Ponte Sisto - alsof ie aan scoliosis lijdt - en zelfs van de Palatino-brug, ook wel de Engelse brug genoemd omdat het verkeer er tegen de rijrichting in stroomt.
Maar ik zou jullie willen vergezellen naar een bruggetje dat op het oude tracé van de Via Nomentana ligt en dat in een paar passen het stroompje van de Aniene overspant: niet alle Romeinen kennen het, en dat is jammer, want de brug is statig en romantisch als een vergeelde print. Vandaag ken ik hem van alle Romeinse bruggen de eerste plaats toe, en de andere bruggen moeten zich dat maar niet aantrekken. Auto's en vespa's ranselden hem tot voor kort af met hun onverschilligheid, hij leek een ruïne die was voorbestemd om in te storten, maar nu is hij perfect gerestaureerd en een ketting belemmert de razernij van motoren. De geschiedenis heeft hem duizenden keren verwoest en opnieuw opgebouwd: in mythologische tijden liep Hercules eroverheen om zijn kostbare kuddes elders te brengen, daarna werd het bruggetje gesloopt door Totilas, de koning van de Goten, en herbouwd door Justinianus, verbeterd door paus Hadrianus I in 772 en vele eeuwen later door paus Nicolaas V, en vervolgens werd het verwoest door de Fransen om de bliksemaanvallen van de troepen van Garibaldi te vertragen, en daarna weer opnieuw opgebouwd. Iedereen heeft er wat van afgehaald en er iets aan toegevoegd, als een zandkasteel dat door de golven wordt aangetast en met de hand wordt versterkt, als in een gevecht zonder einde. Nu lijkt het een beetje op een huiskamer vol vensters en wind, en op de gang van een burcht, en op de glacis ervan, maar dan op een pretpark-manier. Hij ligt uitgestrekt tussen een groot groen veld en een groepje oude junks die proberen te overleven aan de oevers van het leven, terwijl onder de brug de Aniene schuimt, begroet, vergeet.


Marco Lodoli, 2005.

Gevonden in 2010.


88. Dives in Misericordia van Richard Meier, Tor Tre Teste (p. 95-96)

È mestiere del vento alzare vele
ma noi possiamo scegliere il colore

schreef Silvia Bre in een mooi gedicht:

Het is de taak van de wind de zeilen te vullen
maar wij mogen de kleur ervan kiezen.

Deze verzen kwamen op in mijn gedachten toen ik langs Tor Tre Teste reed, want tussen de nieuwe en beetje anonieme flats verscheen plotseling voor m'n neus de grote kerk die door Richard Meier is ontworpen. De eerste blik erop beneemt je de adem, en je hart doet zonder te begrijpen wat het precies is een sprongetje van verwondering. Het is alsof een immens zeilschip zijn koers op zee is kwijtgeraakt en nu onze stad doorkruist: drie majestueuze zeilen, wit en bol, gevuld met een onzichtbare wind, laten onze fantasie reizen naar verre eilanden, naar avonturen met piraten en zeerovers, die we als kind zo leuk vonden. Het zijn zeilen, en het zijn ook enorme golven van een onstuimige zee, opspattend naar de azuurblauwe hemel van Rome. Erlangs lopen of onder die enorme golven staan is bijna angstaanjagend, het is alsof alles van het ene op het andere moment wel plotseling naar beneden moet denderen in het geweld van opspattende vloedgolven, in een verschrikkelijke scheepsramp. De drie zeilen zijn echter hartstikke stevig, zowel sterk en veilig in de storm van onze verbeelding als bij een lichte zucht van het Romeinse westenwindje, want hun kern is van gewapend beton en hun taak is het samenstellen van een nieuwe kerk, de Dives in Misericordia. Men kent de moderne kerken in de periferie wel: beledigende draken, aanfluitingen van zichtlijnen en materialen die lukraak zijn samengevoegd door een of andere waanzinnige architect die toestemming heeft gekregen om te doen wat hij wilde. Maar nu is het een heel ander verhaal. Deze drie zeilen zijn zo abstract en ongelooflijk, zo koninklijk dat ze ons met ogen open laten dromen. "De witte zeilen brengen ons naar een nieuwe wereld," schreef Richard Meier bij de presentatie van zijn ontwerp. Misschien is dat niet waar, want de wind waait waarheen hij maar wil: maar wij kunnen de kleur van de zeilen kiezen, "il loro verso, la gioia di resistere e che muove: en hun richting, de vreugde om weerstand te bieden en wat ons beweegt..."

Marco Lodoli 2005.

Nog niet gevonden.


87. Via della Gatta (p. 94-95)

Dieren hebben geen nationaliteit en ook geen paspoort, ze behoren toe aan de hele wereld, aan de natuur, aan het leven: de enige uitzondering geldt misschien voor katten, want die behoren toe aan Rome. Wanneer we er eentje zien, gezeten in de zon op een mooie ruïne uit de oudheid of op de nog warme motorkap van een auto, zo lui, maar klaar om te reageren, zo onverschillig, maar zo alert op alles om zich heen, dan moeten we hem wel beschouwen als de perfecte inwoner van onze stad.
In Rome is er zelfs een straat naar een kat vernoemd, de Via della Gatta, tussen het Piazza del Collegio Romano en de Via del Plebescito: de naam is afgeleid van een marmeren beeldje van een poes, die naar de kroonlijst van de eerste verdieping van het Palazzo Grazioli is geklommen. In deze wijk lag ooit, lang geleden, de tempel van Isis en Serapis, Egyptische goden die, dankzij onze gebrekkige capaciteiten om alles in beslag te nemen en te transformeren, hartelijk werden opgenomen naast de goden van het Pantheon.
De enorme tempel werd gebouwd door de triumviri in 43 v. Chr. en stond vol obelisken, beelden van krokodillen en honden, van katten en zelfs apen, zodanig zelfs dat ook de naam van de Santo Stefano del Cacco, een klein kerkje in de wijk, is afgeleid van een van die sculpturen, een maffe makaak die terecht is gekomen in de Vaticaanse Musea. Tijdens het bewind van Augustus en Tiberius verviel de tempel tot een ruïne, werd gerestaureerd door Caligula, die een liefhebber was van oosterse pracht en praal, en werd uiteindelijk verwoest door een brand in 80 n. Chr.
Enfin, men weet hoe de geschiedenis is: de geschiedenis prijst en fakkelt af, vergroot en verdeelt, als een eeuwig draaiend rad. En hoe die je ook wendt of keert, ons mooie katje zit daarboven op die hoek en bekijkt van boven, met wijsheid en onverschilligheid, de dingen die komen en die na een tijdje ook weer gaan. Een oude legende vertelt dat het precieze punt waar zijn blik op valt een enorme schat herbergt: maar welk punt dat precies is, heeft nog niemand ontdekt, misschien omdat katten pupillen hebben die kijken naar het Elders.
Palazzo Grazioli is nu de zetel van Forza Italia, alsmede de woning van de Minister President, en laten we hopen dat we niet op een ochtend ontdekken dat op die kroonlijst, op de plek van onze zeer geliefde poes, beschermster van alle zwervers van Rome, een vergulde en ver-Milaanste televisiekat zit.


Marco Lodoli 2005.

Gevonden, maar de foto's kwijt.


donderdag 28 december 2017

86. Piazza della Madonna di Loreto (p. 93-94)

Gedenkplaten aflopen is als paddenstoelen zoeken: men moet zich in een staat van oplettende onoplettendheid bevinden, een receptieve passiviteit, wandelen en kijken, zonder pretenties, en toestaan dat de dingen zich per toeval laten vinden. En zodoende vinden we, op een schaduwrijke gevel van een palazzo in de Via Babbuino, een gedenksteen die vertelt dat Wagner er heeft overnacht, en komen we in de Via Condotti een andere tegen die het voorbijgaan van Leopardi herdenkt, en vinden we in de Via Tevere nog een andere die er trots op wijst dat precies in dit gebouw Michael Collins is geboren, een van de drie astronauten die als eersten naar de maan gingen.
Het zijn er honderden, misschien duizenden, die bordjes die aan de muren van onze stad hangen, en het is altijd weer ontroerend die namen van illustere mannen te lezen, te bedenken dat Stendhal of Goethe of Torquato Tasso precies door deze voordeur naar buiten liepen in gedachten over werken die hun fantasie vulden of alleen maar over het diner dat op hen stond te wachten.
Prachtig is het bordje dat zich bevindt aan de gevel van Albergo del Sol, ooit Locanda del Montone genoemd, waar enkele verzen van Ariosto worden vermeld:

En dus met m'n borst en m'n hoed vol
van hoop, maar ook van zachte en lelijke regen, ging ik
's avonds naar de Montone voor het avondeten.

Het is in elk opzicht gepast om eer te betonen aan de reuzen van de kunst en de geschiedenis, maar het zou mooi zijn om ook, misschien aan een bescheiden appartementencomplex in de periferie, een herinnering te lezen aan eenvoudige en eervolle mensen. Weet ik veel: "Hier leefde meneer Giovanni, een aardige man en een van de weinige goede kappers, een echte maestro met schaar en kam, die heel vele lelijke gedachten wist weg te borstelen uit het hoofd van de hele wereld." Of: "Hier woonde vijftig jaar lang mevrouw Maria, juf op een basisschool, die als een grote moederkloek met geduld en liefde duizenden leerlingen een start voor het leven gaf." Helaas rent de wereld verder en vergeet de wereld snel, en alleen aan wie belangrijk was wordt een bordje besteed, die overigens al gauw zwart worden door tijd en nalatigheid. Hoe dan ook, mijn favoriet hangt op de Piazza della Madonna di Loreto, naast het gebouw van de Assicurazioni Generali: "Hier was het huis dat diende als woning en sterfplek van de goddelijke Michelangelo." De kunstenaar is er niet meer, en het huis s er ook niet meer: maar wij zijn er, wie weet hoe lang, om onze ontroering weg te slikken.


Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2014.




zondag 15 oktober 2017

85. Voetbalcomplex XXV Aprile in Pietralata (p. 92-93)

Nu de lente begint, is het heerlijk om buiten te zijn in de open lucht, met een overhemd dat kreukt door de wind, fris van een nieuw begin, en met ogen die zich vullen met het leven. Het is fijn in de maartse zon te zitten op de treden van een voetbalstadion om te kijken naar de jeugd van twee teams die zich verheugen op de winst: maar het zijn niet de trappen van het Stadio Olimpico die ons verwelkomen, daar is te veel vurigheid, en wij daarentegen willen alleen maar de vlammende kleuren van onbekende tenues bewonderen, de onschuld van een gratis wedstrijd, de lol en de weemoed van een goal die op geen enkele tv wordt herhaald. We klimmen op de tribunes van gewapend beton als de wedstrijd al halverwege de eerste helft is, en gaan er weer vandoor als er nog 20 minuten te spelen zijn. We zijn daar beetje bij toeval gekomen, omdat we langs dat veld liepen en door het geschreeuw en de aanmoediging uitgenodigd werden om even te blijven hangen.
Het is heerlijk om zo een uurtje te verliezen, bijvoorbeeld bij het voetbalveld XXV Aprile in Pietralata. Het is een legendarisch veld, dat veld, de vreugde van een hele wijk waar nog een vlaag van de jaren '60 en '70 rondwaart. Hier speelde het mythische Alba Rossa, het team dat een tijdperk van Romeins amateurvoetbal vormgaf. Het was een sportief uitvloeisel van de naburige afdeling van de Communistische Partij, en ook Pasolini kwam er af en toe bewonderend het voetbal bekijken. "Het waren andere tijden toen," zei een oude activist tegen mij, "en nu is de wereld veranderd, het team is er niet meer en de wedstrijd is er ook niet meer. Hier waren we allemaal fan van Ingrao en ons mooie teampje, we waren allemaal jong en elkaars kameraden, het Huis van het Volk en de tribunes waren altijd afgeladen. Nu zijn we oud en denken we niets meer te begrijpen." De sportvereniging heet nu Suditalia en heeft teams in elke competitie, van de pupillen tot aan de volwassenen, voetballers zonder haar of haar vol gel, die misschien niets meer weten van die trotse geschiedenis. 
Toch is het altijd fijn om hier een wedstrijd te volgen, en vervolgens die niet meer te volgen, maar te kijken naar een ballon die wegvliegt richting de volkse flats, richting de dakterrasjes die versierd zijn met hetzelfde wasgoed en dezelfde tv-schotels, en die daarna neerkomt in de modderplassen van een wijk waar iemand je nog koffie wil aanbieden en vertelt oer die keer dat Pier Paolo...


Marco Lodoli 2005.

Nog niet gevonden.


84. De vriend (3): Sant' Ignazio (p. 91-92)

"Laat ons versteld staan!" roepen de ogen van de gebruikelijke vriend die voor een paar dagen in Rome is. En dus laden we ons in de auto en rijden we hem door de stad, van hier naar daar: de plekken om te bekijken zijn oneindig, overal is schoonheid, zowel tussen de zuilen van het Forum als in de steegjes van Trastevere, op pleinen uit de Renaissance en musea die volgestopt zijn met meesterwerken. Maar de passerende toerist heeft niet de noodzakelijke rust in zijn donder om zoveel schoonheid in zich op te nemen, hij is als een dorstige man die met te veel gulzigheid het water op zijn gezicht en op zijn kleren morst. Wat hij wil is dat wij hem een paar frisse teugen water brengen, iets verrassends om te vertellen aan wie thuis op hem wacht. Hij vindt het sleutelgat op de Aventijn leuk, waarvandaan de koepel van de Sint Pieter wordt omkaderd en zo een koepel dichtbij lijkt. 
En dus, als jullie je vriend een schok cadeau willen doen, breng hem dan naar de kerk van de Heilige Ignatius van Loyola. Het rococo-pleintje is op zichzelf al curieus, ontworpen door de architect Raguzzini als een klein theater: maar dat is voor onze vriend niet genoeg, hij is zonder aandacht al op te veel pleintjes geweest. En dus duwen we hem het interieur van de kerk in, ontworpen door de jezuïtische wiskundige Orazio Grassi en op het plafond van fresco's voorzien door een andere jezuïet, vader Pozzo. We houden hem tegen, alsof dat toevallig is, midden in het middenschip en we nodigen hem uit z'n ogen te richten op de koepel.
"Ja, dus?" zal hij zeggen, "Een koepel als zovele, met alle zuilen en gebogen lijnen op hun plek, met licht dat van boven valt," alsof in zijn landje in elke bar een koepel te vinden is.
Op dit moment zouden wij hem ook een klap voor z'n kop willen geven, maar we houden ons in want we willen genieten van de onthulling die te gebeuren staat. Met een por duwen we hem een beetje naar voren. "Kijk beter!" zeggen we hem, "Loop naar voren en houd je ogen gefixeerd op de koepel." En van het ene op het andere moment licht zijn gezicht op, zijn mond valt open van verbazing. "Maar er is geen koepel, het is alleen maar een beschilderd doek!" De macht van de Romeinse barok, subliem bedrog, grandioze, perspectivische gezichtsbegoocheling. De koepel bestaat niet, het is een gigantische schildering hangend op 34 meter hoogte. Onze vriend klapt in z'n handen van geluk, en wij zijn net zo blij alsof we de hele nacht hebben gewerkt ten behoeve van zijn verbazing. 


Marco Lodoli 2005.

Gevonden bij elke Romereis.


83. Een vliegende ezel (p.90-91)

Een paar regels geleden vertelde ik over die blik die vanaf een uitzichtpunt neerdaalde over de stad en die de stad verenigd in een harmonieus project toonde, als een levend organisme. Nu kantelen we onze blik, slaan we onze ogen op om iets te zoeken dat in de lucht van Rome vliegt en dreigt te verdwijnen. Zangvogels of stadsduiven, zullen jullie noemen, of de kortstondige condensstrepen van passerende vliegtuigen, of misschien de stenen engeltjes die ons beschermen vanaf de kroonlijsten van kerken. Niets van dat alles: ik wil jullie vertellen over een mooie vliegende ezel.
Hij is geschilderd op de muur van een huis bij Tor di Nona, en we zien hem al jaren wanneer we op de Lungotevere voorbij rijden. Daar is hij, met z'n grote kop een beetje gebogen over de problemen van de wereld en met twee hoopvolle vleugels die hem tot de derde verdieping laten vliegen, tussen een raam en een klein balkon in, en misschien nog wel verder omhoog, in de vrije ruimte vol avonturen in onze fantasie. 
We observeren hem aandachtig wanneer we vastgeklonken in een file staan, of we scheren er met onze ogen langs wanneer we er haastig vandoor gaan naar een of andere afspraak, en altijd maakt hij ons weer vrolijk door zijn onwaarschijnlijkheid. Alleen in de lucht van sufferds en naïevelingen bestaan vliegende ezels, maar misschien ook in de lucht van wie hoopt dat er steeds weer bijzondere dingen kunnen gebeuren, poëtische wonderen die ingaan tegen de zwaartekracht van ons bestaan.
Ons ezeltje met vleugels hangt daar sinds lange tijd, ik geloof vanaf de jaren '70, waarin men nog verward droomde van een andere wereld. Ik begrijp wel dat het artistieke erfgoed van onze stad zo uitgestrekt is dat het weinige beschikbare geld naar het restaureren van de meest hoogstaande meesterwerken gaat. Ik weet het, men moet eerst denken aan de Aureliaanse muren die afbrokkelen, aan de paleizen van patriciërs die dreigen in te storten: toch hoop ik dat de gemeente een handjevol euro's beschikbaar stelt voor deze volkse muurschildering, die regen en dagen beetje bij beetje aan het uitwissen zijn. Wij zijn gaan houden van dat vliegende ezeltje en we willen het nog lang zien vliegen, gesteund door de afwisselende stromingen van onze illusies, gevoed door de haver van onze dromen. Laten we hem weer een beetje kleur geven, en een beetje wind.


Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2010.