zaterdag 5 augustus 2017

80. Sant' Andrea in Flaminia (p. 86-87)

Het trammetje dat op zondag over de Via Flaminia rijdt, is beladen met supporters, jongeren die voor de ramen al luidkeels de liederen zingen die ze wederom in de Curva van het Olympisch Stadion zullen laten horen; ze groeten voorbijgangers door met hun geelrode of blauwwitte vlaggen te zwaaien, vol verwachting beleven ze al de euforie: een paar uur later brengt de tram ze terug en zijn ze nog uitgelatener door de winst, of door het verlies, altijd onterecht, altijd onverdiend. 
Waarschijnlijk merkt niemand van hen dat kleine kerkje op waar de tram langs scheert en die hij meteen weer achter zich laat, precies onder het groen van de Parioli-heuvels. Toch is de Tempietto van Sant' Andrea, werk van Vignola, een van de mooiste voorbeelden van de Romeinse Renaissance, het heeft een gratie om blikken te stelen en het hart goed te doen. Het staat daar bescheiden, discreet, voor een naamloze bar en naast een tuintje waar de honden uit de buurt worden uitgelaten om hun poten te strekken en hun hoopje te doen. Geen enkele buitenlandse of Italiaanse toerist komt het een bezoekje brengen, geen ansichtkaart stuurt zijn afbeelding gefrankeerd de wereld in. Als men een miniatuuruiting van de Renaissance wil noemen, denkt men altijd aan de Tempietto van Bramante bij San Pietro in Montorio: maar dit oratorium doet daar niet voor onder, ook al is zijn lot vergelijkbaar met dat van arme, vergeten familieleden. Het lijkt eventjes op Rubiks kubus voordat het uitmondt in zijn uiteindelijke harmonie: het is een rollende dobbelsteen, waarvan de hoekpunten wonderbaarlijk lijken te draaien, de lijnen zoeken en ontmoeten elkaar in een harmonie van poëzie en wiskunde in één. De driehoek van het fronton, het parallellepipedum van het timpanon, de ellips van de koepel, ze versterken elkaar en brengen elkaar in evenwicht alsof eindelijk de legendarische kwadratuur van een cirkel is gevonden. Een ongevoelige hand heeft zoals gewoonlijk ordinaire graffiti op de gevel achtergelaten, drie of vier kneuzingen van zwarte spray, als spetters vitriool op iemands gezicht. 
Overigens liet Paus Julius III dit prachtige tempeltje oprichten om de hemelse machten te bedanken dat hij was ontsnapt aan het gevaar van de landsknechten tijdens de Sacco di Roma in 1527, op 30 november, de dag van de heilige Andreas: maar het is overduidelijk dat niet alle landsknechten de stad hebben verlaten, sommigen zijn hier gebleven, om nog altijd schade aan schoonheid toe te brengen. 


Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2017.




79. De Kruisafneming van Daniele da Volterra, Trinità dei Monti (p. 85-86)

Hoe vaak lees ik het al wel niet in de kranten: een seizoen vol grote cultuurevenementen staat op het punt van beginnen, en ik begin me zorgen te maken: ik begrijp dat men in Rome de concurrentie moet aangaan met Londen, Parijs, Berlijn en New York, de culturele hoogovens die bonte rookpluimen uitstoten: baanbrekende tentoonstellingen, pompeuze concerten, kolossale overzichten en panorama's van 360 graden; ik begrijp dat de toeristenmarkt, zo gevoelig voor concurrentie en zo hardvochtig, vereist dat het aanbod steeds bombastischer moet zijn. Toch ben ik bang dat deze gigantische rookpluimen het licht en aandacht ontnemen aan de kleinste en mooiste juweeltjes die van Rome altijd zo'n speciale plek hebben gemaakt.
Wie uren en uren in de rij heeft gestaan om zich te laten uitzuigen door een megatentoonstelling, zal die daarna nog zin hebben om in zijn eentje een kerk of een klein museum binnen te lopen om een uniek schilderij te bewonderen, misschien zelfs slecht belicht en een beetje afgebladderd? Toch ligt de exceptionaliteit van Rome vaak in half-verborgen meesterwerken, in de schatkamers die men in de halfschaduw van een steegje of klooster moet zoeken en vinden. Het individu en het meesterwerk ontmoeten elkaar in stilte, bijna in het geheim, als een eerste liefdesafspraakje, zonder schijnwerpers en tromgeroffel. Daarna komt de verliefde jaren naar die plek terug, om nieuw leven te blazen in de intimiteit en dit genoegen. Elke keer bijvoorbeeld dat ik voorbij de Trinità dei Monti loop, breng ik altijd even een bezoekje aan de fantastische Kruisafneming van Daniele da Volterra, schilder uit de 16e eeuw die als grapje Braghettone, Broekenmaker, wordt genoemd, omdat hij alle naakten van Michelangelo in de Sixtijnse kapel voorzag van broekjes. Zijn Kruisafneming doet denken aan de nog beroemdere Graflegging van Rosso Fiorentino: ook hier zijn er ladders die steunen tegen het kruis en zijn er droefgeestige handwerkslieden die als acrobaten de spijkers eruit trekken en het lichaam van Christus laten zakken, terwijl de Madonna door het verscheurende moederverdriet ineen zakt op de grond. Het schilderij zal vast de voor het Italiaans Maniërisme typische vlammende en heldere kleuren hebben gehad, maar de tijd en enkele zeer slechte ingrepen hebben het gereduceerd tot een vaal geworden, afgebrokkelde pleisterkalk. Het mag wel een opknapbeurt krijgen: maar zouden er de noodzakelijke gelden voor zijn, of wordt elke cent opgeslokt door de gulzige magen van grote evenementen?


Marco Lodoli 2005.

Gevonden in 2013.