Lo smorzo, 'de dump' noemen de Romeinen die typische
opslagplaatsen van bouwmaterialen die zich zo’n beetje overal langs de weg in
de periferie bevinden: er is een hek van gaas, een bijna altijd openstaande
poort en verder rijen van nog te monteren gashaarden, tegels van elke soort,
tonnen aan bakstenen en snelbouwstenen, balken van elke lengte, een waakhond
aan de ketting die continu blaft, twee of drie gammele busjes op de
binnenplaats geparkeerd en een opzichter in een onderhemd die met een peuk in
de mond de boel in de gaten houdt. Dit is de dump, en het zou interessant zijn
om te weten waar dat woord vandaan komt. Het doet denken aan een wereld in
elkaar valt, die men langzaam laat uitdoven na een grote oplaaiend vuur: maar
het is een begin, een gloed, een veronderstelling van een huis en van een nieuw
vuur.
Er is er bijvoorbeeld eentje onder de wijk Allessandrino, langs de
Viale Palmino Togliatti, en men zou er jaren voorbij kunnen rijden zonder erop
te letten, maar de menigte die zich ’s winters en ’s zomers vanaf zonsopgang
daarvoor verzamelt, dwingt om zich vragen te stellen, om te reflecteren, om het
te ondergaan. Die mannen zijn Roemeense, Poolse, Oekraïense bouwvakkers, en ze
staan daar, onbeweeglijk, zittend op de trottoirband of rechtop op hun voeten,
te wachten of er iemand komt om ze voor die dag te rekruteren, die ze verzamelt
en hen brengt naar een of andere halfillegale bouwplaats of naar een
appartement dat wordt verbouwd, daar waar waar mensen nodig zijn die weinig
kosten en competent zijn in hun werk. Ze hebben fatsoenlijke maar trieste
gezichten, ze weten dat ze niet anders kunnen doen dan wachten, ook al brandt
de zon of begint het pijpenstelen te regenen. Ze zijn gekleed als Italianen uit
de jaren ’50, grijze broeken, geblokte hemden, jacks gekocht in warenhuizen,
spullen die ze gekocht hebben in Krakow, in Boekarest of op Piazza Vittorio.
Allemaal hebben ze aan een schouderriem een tas met hun gereedschap en hun
lunchtrommel bij zich. Ze roken in stilte, ze praten helemaal niet, ze wachten
op werk. Eentje is twintig jaar, maar voor het grootste deel zijn het volwassen
mannen, en er zijn ook wat ouderen, die misschien nooit hadden verwacht om nog
langs de kant van de weg werk te zoeken. Rond één uur zijn er daar nog maar
weinig, ongelukkig, verbeten, waardig. Ze dumpen hun moed niet en leren een
wijze les aan wie voorbij rijdt en naar ze kijkt.
Marco Lodoli 2005.
Gevonden in 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten