zaterdag 1 juni 2013

40. De dump (p. 44-45)


Lo smorzo, 'de dump' noemen de Romeinen die typische opslagplaatsen van bouwmaterialen die zich zo’n beetje overal langs de weg in de periferie bevinden: er is een hek van gaas, een bijna altijd openstaande poort en verder rijen van nog te monteren gashaarden, tegels van elke soort, tonnen aan bakstenen en snelbouwstenen, balken van elke lengte, een waakhond aan de ketting die continu blaft, twee of drie gammele busjes op de binnenplaats geparkeerd en een opzichter in een onderhemd die met een peuk in de mond de boel in de gaten houdt. Dit is de dump, en het zou interessant zijn om te weten waar dat woord vandaan komt. Het doet denken aan een wereld in elkaar valt, die men langzaam laat uitdoven na een grote oplaaiend vuur: maar het is een begin, een gloed, een veronderstelling van een huis en van een nieuw vuur.

Er is er bijvoorbeeld eentje onder de wijk Allessandrino, langs de Viale Palmino Togliatti, en men zou er jaren voorbij kunnen rijden zonder erop te letten, maar de menigte die zich ’s winters en ’s zomers vanaf zonsopgang daarvoor verzamelt, dwingt om zich vragen te stellen, om te reflecteren, om het te ondergaan. Die mannen zijn Roemeense, Poolse, Oekraïense bouwvakkers, en ze staan daar, onbeweeglijk, zittend op de trottoirband of rechtop op hun voeten, te wachten of er iemand komt om ze voor die dag te rekruteren, die ze verzamelt en hen brengt naar een of andere halfillegale bouwplaats of naar een appartement dat wordt verbouwd, daar waar waar mensen nodig zijn die weinig kosten en competent zijn in hun werk. Ze hebben fatsoenlijke maar trieste gezichten, ze weten dat ze niet anders kunnen doen dan wachten, ook al brandt de zon of begint het pijpenstelen te regenen. Ze zijn gekleed als Italianen uit de jaren ’50, grijze broeken, geblokte hemden, jacks gekocht in warenhuizen, spullen die ze gekocht hebben in Krakow, in Boekarest of op Piazza Vittorio. Allemaal hebben ze aan een schouderriem een tas met hun gereedschap en hun lunchtrommel bij zich. Ze roken in stilte, ze praten helemaal niet, ze wachten op werk. Eentje is twintig jaar, maar voor het grootste deel zijn het volwassen mannen, en er zijn ook wat ouderen, die misschien nooit hadden verwacht om nog langs de kant van de weg werk te zoeken. Rond één uur zijn er daar nog maar weinig, ongelukkig, verbeten, waardig. Ze dumpen hun moed niet en leren een wijze les aan wie voorbij rijdt en naar ze kijkt.
 
Marco Lodoli 2005.
 
Gevonden in 2013.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten